Rubriek | Psychologie en bewustzijn |
Titel | We zijn meer dan ons brein |
Lezing door | Jenö Sebök |
Plaats, datum | Amersfoort, 31 oktober 2020 |
Korte inhoud | Hersenonderzoeker Dick Swaab leert in zijn boek ‘Wij zijn ons brein’ dat de mens uitsluitend uit materie bestaat. De Bijbel leert ons echter dat wij uit materie én geest bestaan: “Toen vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen.” De mens heeft dus een geest, of liever: de mens ís geest en hééft een lichaam. |
Trefwoorden | Brein, geest, demonen, bevrijdingspastoraat, psyche, bewustzijn, geweten, ziel, hypnose. |
Bronnen | J. Sebök, ‘We zijn meer dan ons brein’; D. Swaab, ‘Wij zijn ons brein’; Bijbel |
Inleiding
Materialistische geleerden zien de mens als een perfecte robot, als een product van de evolutie. In de materialistische visie heeft de mens net als de robot geen vrije wil. Alles wat de mens doet is gedetermineerd. Zijn lichaam kan vergeleken worden met de hardware van de robot, zijn brein met de computer en zijn ziel (psyche) met de software. Zijn geweten zit dan ook in de software, want de computer kan leren van zijn fouten en zal die na enige tijd niet meer herhalen.
Geprogrammeerde versus vrije wil
Op Mars rijdt zo’n (nog niet perfecte) robot rond. Hij doet onderzoeken, neemt proeven en seint de resultaten naar de aarde. Hij is zo geprogrammeerd dat hij zelf beslissingen kan nemen. Een marsmannetje zal denken dat de robot een vrije wil heeft, maar dat is schijn. Als er iets gebeurt wat niet in zijn programma staat, moet het hoofdkantoor op aarde ingrijpen en hem een opdracht geven. Die robot heeft dus geen vrije wil. Zijn actuele wil is geprogrammeerd in zijn software, maar zijn hoogste wil bevindt zich in het hoofdkantoor op aarde. Dat hoofdkantoor van de robot zou je zijn ‘geest’ kunnen noemen. Maar volgens de Bijbel heeft de mens wél een vrije wil die zich in zijn geest bevindt. Als we de mens dan toch met een robot willen vergelijken dan is zijn lichaam (inclusief zijn brein) de hardware, zijn ziel de software en zijn geest is de eigenaar van de robot – die bevindt zich niet op afstand, maar woont in.
Geest, ziel en lichaam
De mens is geest en heeft een lichaam met een ziel. Als het lichaam sterft, vergaat het met ziel en al en zal als stof tot de aarde weerkeren. Maar de geest keert terug tot God, die hem bewaart tot de oordeelsdag. De geest van hen die in Christus gestorven zijn, wordt bewaard in het paradijs, ook wel genoemd het hemelse Jeruzalem. De geest van hen die buiten Christus gestorven zijn, wordt bewaard in het dodenrijk.
De menselijke geest heeft een wil, bewustzijn, geweten, geheugen, verstand en emoties, kortom: is een volledig persoon, zoals alle geesten complete personen zijn. Engelen en demonen hebben geen lichaam, maar kunnen wel denken, besluiten nemen en uitvoeren. Zij zijn als geest een volledig persoon.
De ziel maakt de mens ook tot een persoon, met een eigen wil, geweten, geheugen, emoties en verstand. Dus eigenlijk bestaat de mens uit twee personen en twee willen. De ene wil zetelt in onze ziel en is vleselijk en mogelijk onvrij, de andere zetelt in onze geest en is vrij. Het geweten van de ziel is niet identiek aan het geweten van de geest. Daarom is er voortdurend een inwendige tweestrijd tussen die twee personen: “de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak”. De geest van de mens woont in zijn lichaam en is daardoor verbonden met zijn ziel. Geest en ziel staan voortdurend met elkaar in verbinding, als communicerende vaten: de innerlijke dialoog. Hierdoor beïnvloeden zij elkaar sterk en gaan op elkaar lijken. Het is dus niet zo dat de geest goed is en de ziel slecht. Daarvoor lijken zij te veel op elkaar, ondanks hun verschillende geweten.
Inwonen of bestoken
De ziel van de mens kan communiceren met andere geesten: de Heilige Geest, boze geesten en engelen. Die communicatie kan sterk zijn of zwak. Als de geest inwoont, is er een sterke communicatie. Maar meestal wonen boze geesten niet in, zij ‘bestoken’ de mens van buiten. Zij doen het voorkomen of het om je eigen gedachten gaat.
Ook de Heilige Geest kan heel sterk zijn als Hij inwoont, maar komt zwakker door als Hij niet inwoont. De mens zal de heilige Geest meestal ervaren als zijn eigen geweten en zal boze geesten meestal ervaren als zijn eigen gedachten. De Heilige Geest kan inwonen in het lichaam. Het lichaam is dan een ‘tempel van de Heilige Geest’. Maar ook boze geesten kunnen inwonen. Zelfs in een lichaam waarin ook de heilige Geest woont. In de naam van Jezus kunnen zij echter worden uitgeworpen (bevrijding, exorcisme).
Inwonende boze geesten (demonen) zullen proberen de wil van de gastheer over te nemen. Zij doen dat via de psyche. Daardoor lijkt demonie vaak zo sterk op een psychische stoornis. Zij kunnen bevelen geven door sterke gedachten te inspireren of door stemmen in het hoofd. Zij kunnen zich ook voordoen als een gids of geleidegeest en nemen dan vaak een naam aan, bijvoorbeeld van een overleden familielid.
De geest van de mens en zijn ziel lijken sterk op elkaar. Dat is minder bij een wedergeboren christen, want diens geest staat permanent in contact met Gods heilige Geest. Bij een christen zal er een veel groter conflict zijn tussen geest en ziel – of ‘tussen de inwendige mens en zijn vlees’, zoals Paulus het noemt. Als het goed is groeit de ziel toe naar de wedergeboren geest. Wat anderen ervan merken is de resultante van het karakter van de ziel en de geest: de persoonlijkheid.
Twee gewetens
De mens heeft twee gewetens, namelijk:
- Het geweten van de ziel. Dat is het natuurlijke geweten, het is gebaseerd op angst voor straf en hoop op loon: het spijtgeweten. Het is recht evenredig met de pakkans: hoe groter de pakkans, hoe groter het geweten;
- Het geweten van de geest. Deze is niet natuurlijk, maar gebaseerd op de gulden regel “wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet”. Bij een wedergeboren Christen is dat geweten veel sterker en meer ontwikkeld. Het bevindt zich ook in de geest, maar is gebaseerd op de gulden regel zoals Jezus die geformuleerd heeft: “Behandel de mensen zoals u door hen behandeld wilt worden”.
Twee bewustzijns
De mens heeft ook twee bewustzijns: het ‘ik-bewustzijn’ en het ‘pijn-bewustzijn’. Het ik-besef zetelt in de geest en is veel hoger dan het pijn-bewustzijn, dat een functie van het brein is en dus zetelt in het vlees. Het ik-besef laat de mens nadenken over zichzelf en de eeuwigheid. Het pijn-bewustzijn doet hem zichzelf ervaren dat hij bestaat. Het hart is te vergelijken met het onderbewuste en ‘de schuilhoeken van het hart’ met het onbewuste.
Gedachten en hypnose
Onze gedachten bepalen wie we zijn. Ze komen uit verschillende bronnen: het hart, de wereld en de geestenwereld. De eigen geest woont altijd in. De gedachten van het hart zijn ook inwonend, zij komen dus het sterkst door. De gedachten vanuit de geestenwereld kunnen ook inwonend zijn. De heilige Geest kan inwonen en demonen kunnen ook inwonen. Dan komen zij sterk door. Wanneer de Geest of de demonen niet inwonen, komen hun gedachten zwakker door. Boze geesten inspireren onze gedachten via de ziel. De heilige Geest spreekt tot ons door gemeenschap met onze geest. Wij zijn één geest met Hem. Boze geesten kunnen niet in ons geheugen of ons hart kijken. Zij kunnen wel gedachten lezen die het spraakcentrum gepasseerd zijn, verwoorde gedachten dus.
Bij hypnose wordt de geest in slaap gesust zodat de hypnotiseur gedachten kan inbrengen alsof het je eigen gedachten zijn. Op dezelfde manier kunnen boze geesten gedachten inbrengen alsof het je eigen gedachten zijn.
Gaven en talenten
Toen God bij de schepping Adam zijn adem inblies was dat niet de levensgeest, want die bezitten alle levende wezens. Het moet de menselijke geest geweest zijn die tevens de Heilige Geest bevatte. Dat maakte Adam, in tegenstelling tot de dieren, tot beeld van God. Een gave is gegeven door God of door de duivel. Talent is aangeboren en erfelijk. Talent kan zo groot zijn dat het bovennatuurlijk lijkt. Een gave is vrijwel altijd bovennatuurlijk of paranormaal.
Conclusie
Het ik komt overeen met de geest van de mens, zijn hoogste persoonlijkheid. Paulus noemt het ook wel ‘de inwendige mens’.
Het zelf komt overeen met de ziel/psyche, of wat Paulus noemt ‘het vlees’. Het wordt ook de natuur of het instinct genoemd en is te vergelijken met de software van een computer.
Ziel betekent in de Bijbel meestal ‘persoon’ of ‘leven’ en doelt dan op het sterfelijke deel van de mens. Slechts een enkele maal, bijvoorbeeld in Mat. 10:28, duidt het onder invloed van het Griekse denken op het onsterfelijke deel.
Het Bijbelse geest heeft, behalve het ‘ik’, nog veel meer betekenissen [1].
Het Bijbelse hart komt overeen met het on(der)bewuste.
Het ik-bewustzijn of het ik-besef is het vermogen om over je zelf en de zin van het leven na te denken. Er is dus veel meer dan alleen het ‘mechanische’ brein dat ons aanstuurt. We hebben een geest die onder invloed/leiding van de Heilige Geest, maar ook van boze geesten kan staan. Het begint met de erkenning en het bewustzijn hiervan. Geloof in de Here Jezus en trek Zijn geestelijke wapenrusting aan om ons van de steeds sterker lijkende (occulte, boze) geestelijke wereld te beschermen!
- Hier heerst een enorme spraakverwarring. Wat de volksmond meestal ‘ziel’ noemt, noemt de Bijbel meestal ‘geest’. Maar ook de Bijbel is niet eenduidig. Het Bijbelse ‘ziel’ kan in de meeste gevallen ‘persoon’ betekenen, of ‘leven’. Slechts in enkele gevallen in het NT betekent het (waarschijnlijk onder invloed van het Griekse denken) ‘psyche’. In ieder geval is de ziel niet onsterfelijk. Zelfs in Mat. 10:28 niet: “Wees niet bang voor hen die wel het lichaam maar niet de ziel kunnen doden. Wees liever bang voor Hem die in staat is én ziel én lichaam om te laten komen in de gehenna.”