Rubriek | Mystiek |
Titel | Religieus besef en christelijk geloof |
Lezing door | Hans van Meurs, Interkerkelijke werkgroep Bijbel of New Age |
Plaats, datum | Utrecht, 7 december 1991 |
Bewerkt door | Drs. G. van Ginkel (Sense) |
Korte inhoud | De zendingstheologie van J.H. Bavinck en het denken in de cultuur van het Oosten |
Trefwoorden | Mystiek, magie, oosters denken, New Age, zending, universele wereldkerk |
Bronnen | Dr. J.H. Bavinck, ‘Religieus besef en christelijk geloof’; ‘Christus en de mystiek van het Oosten’, Bijbel |
Religieus besef en christelijk geloof
Inleiding
De lezing behandelt het boek van dr. J.H. Bavinck, ‘Religieus besef en christelijk geloof’ (1946). Dit boek gaat over de problematiek van zending in andere culturen. Bavinck studeerde theologie, psychologie, wijsbegeerte en mystiek en hun onderlinge verhoudingen. Een ideaal pakket om de New Age-problematiek te bekijken. Hij was missionair predikant in Medan (Sumatra), Bandung en Solo (Java). In Solo werkte hij nauw samen met Dr. Hendrik Kraemer. Daar schreef hij ook zijn diepgravende boek ‘Christus en de mystiek van het Oosten’.
Het Oosterse denken
Het Oosterse denken is krachtiger en emotioneler dan het onze. Daar beziet men de wereld als een slagveld van tegenover elkaar staande machten. Het is een denken in tegenstellingen waardoor alles wordt beheerst. Waar men de wereld zo beziet, wordt het in stand houden van het evenwicht van al die krachten doel van elke geloofsdaad. Zelfs de doden zijn opgenomen in dat grote balancerende geheel. De vorst (of keizer) is de personificatie van deze wereldorde; hij is de drager van het wereldevenwicht.
In China heten deze tegenstellingen ‘yin en yang’ (mannelijk en vrouwelijk; licht en donker; hemel en aarde). Het samenspel van yin en yang-elementen vindt men overal en is allesbepalend. Beide machten behoren in evenwicht te zijn; als dat niet zo is, ontstaat er strijd, ziekte en chaos.
Op Java beleefde men deze tegenstellingen ook: het brute, onstuimige, demonische enerzijds en het rustige, beheerste anderzijds. In hun heldendichten en wajangverhalen symboliseren de reuzen het brute, en de helden het rustige. De helden verslaan de reuzen altijd, maar nooit definitief. De demonen mogen niet worden uitgeroeid, dat zou de balans verstoren.
Deze tegenstellingen in het groot (de ‘kosmos’) vinden we ook in het klein, in iedere mens (de ‘microkosmos’). De mens is natuur en kosmos in geconcentreerde vorm. In de mens vinden we zowel de ongeremde hartstocht als de bezonnenheid van de rede. Ook daar moet een evenwicht in gevonden worden. Het ik-besef van de mens acht men in het Oosten dan ook als een dwaling: dat is doen alsof de mens iets geheel anders is dan de natuur. De mens die zijn ‘ik’ wil handhaven en zijn zelfstandigheid weigert prijs te geven, zal nimmer harmonie vinden en nimmer kunnen opgaan in het ‘Al’.
Een persoonlijke God?
In dit oosterse denken heeft God geen eigen plaats. Men gelooft in een in het heelal inwonende kosmische of ‘goddelijke’ kracht, die alles draagt en reguleert. Geloof in een persoonlijke God acht men niet onjuist, doch onrijp: een ‘voorlopige waarheid’. Wie dieper ziet, moet tot de ontdekking komen dat ‘Het hogere’ in alles is en dat ‘goddelijkheid’ ook in de mens is, wachtend om ontdekt te worden. Het oosterse denken ziet in de schepping geen doel of richting. Alles is deel van een cyclus, een kringloop. Het is dag, het wordt nacht en dan weer dag. Er is een tijd van zaaien, oogsten en opnieuw zaaien. Zo volgen ook leven en dood op elkaar (reïncarnatie). In verband hiermee ziet men in het leven van de mens geen doel of bestemming; dat is de illusie van hen die nog een te sterk ‘ik-besef’ hebben. Leven in het Oosten is niets anders dan een kort ‘zijn’, dat onvermijdelijk gevolgd wordt door een onbepaald ‘niet-zijn’. Wel spreken de oosterse religies van ‘verlossing’. Daarmee wordt bedoeld: het (op eigen kracht) bereiken van een diep inzicht dat men ‘opgaat in de godheid’ en uit de eeuwige kringloop ontsnapt.
Bavinck betreurt dat deze Oosterse wereld als gevolg van het Westers imperialisme snel aan het ontbinden is. Want hij vreest dat de Oosterse mens, zonder identificatie aan dat ragfijne systeem van evenwichten, zijn houvast zal verliezen. Er zal onrust en onzekerheid komen en men zal zoeken naar nieuwe vormen om dat verlorene te herwinnen.
Hendrik Kraemer dacht dat de westerse ideologie het Oosten zou platwalsen. Europa heeft dat proces van rationalisme en secularisatie vanaf de Renaissance aan den lijve meegemaakt; dat is ónze cultuur en geschiedenis. Dat is ons Westers erfgoed. Maar de mens van het Verre Oosten kwam niet in contact met deze Westerse cultuur via een geleidelijk proces, maar botste er van het ene op het andere moment bovenop. Onze machines en ons Evangelie overspoelden die eeuwenoude culturen. Daarop is een tegenreactie gekomen. Deze aanvaring heeft in Azië geleid tot een krachtige opleving van nationalisme (bijvoorbeeld Japan en Indonesië). Daar waar de religieuze volksverbondenheid werd bedreigd, heeft men gegrepen naar een ander samenbindend middel: het nationaal besef. Anderzijds hebben de oude religies het dynamische element van het Westen overgenomen en zich even krachtig gepresenteerd.
Waar eertijds rust en stilte heerste, bruist het nu van onstuimige energie. Het hindoeïsme is zich gaan ontwikkelen tot een ‘manmaking religion’ waarbij krachtig wordt opgeroepen tot geloof in je eigen goddelijkheid. In Japan leidde dat tot militarisme: Japan moest alle vreemde machten overheersen. Een dergelijke vitalisering zien we nu ook in de Islam in de vorm van het fundamentalisme. Men wil zich niet door Westerse invloeden onder de voet laten lopen, maar die ook niet geheel afwijzen. Het eigen zelfvertrouwen moet worden veiliggesteld tegenover de aanmatigingen vanuit het westerse rationalisme en atheïsme, dat alle religies achterhaald en uit de tijd zijn.
Syncretisme
Zo hebben de oosterse religies nieuwe vormen gevonden door een deel van het Westerse denken in te lijven. Jezus Christus en Zijn Evangelie hebben zij opgenomen in hun eigen religie. Er ontstond een soort New Age-religie: van alles wat. De oude religies hebben Jezus geannexeerd en Hem vervolgens ondergeschikt gemaakt aan hun eigen religieuze systeem. Jezus krijgt daarin een plaats en de goeroe citeert voortaan ook uit de Bijbel, maar het eigen systeem blijft alomvattend. Vandaar dat Bavinck veel kritiek heeft op een oppervlakkige missionering: dat wreekt zich! Je krijgt een assimilatie van Christus en christelijk denken in de heersende religie. Maar dat leidt niet tot bekering uit overtuiging.
‘Christus en de mystiek van het Oosten’
De titel van dit boek van Bavinck uit 1934 is uiterst actueel. Eeuwen heeft het Oosten gepeinsd over de verborgen goddelijke wereld en daarover diepzinnige gedachten opgeschreven. Als je daar komt als zendeling of missionaris moet je je niet laten verleiden tot het weerleggen van deze bedenksels. Je enige opdracht is Christus te brengen en alleen te spreken over datgene wat werkelijk belangrijk is: de verzoening tussen mens en God door Jezus Christus. De aanraking met het Oosten dwingt bezinning af op het onderscheid tussen Gods Woord en wat het Oosten, met haar speculatieve wereldbeschouwingen, zegt over ‘Het goddelijke’. Op het eerste gezicht lijkt het verschil tussen christendom en Oosterse religie slechts een verschil in methode. Het christendom vraagt geloof in God terwijl het Oosten God benadert via meditatie en extase. De oosterling zal toegeven dat de mens óók geloof nodig heeft, maar hij (min)acht geloof als een lagere, eerste stap op de weg tot God. Zo laat hij ook ruimte voor de genade van God om Zich te laten kennen. Maar het Oosten preekt een andere god dan Die, welke ons in Jezus Christus is verschenen. De woorden zijn vaak gelijk, maar dekken een andere lading. Ook het Oosten spreekt van God, zonde, genade, verlossing, enzovoort, maar bedoelt daarmee iets anders dan de Bijbel.
Wie is God?
Het Oosterse denken heeft altijd geworsteld met de vraag of God ‘Iemand’ of ‘Iets’ is. De oosterse religie gaat in haar godsbeschouwing uit van de natuur en heeft daar als het ware personen van gemaakt. Maar is God Iemand die tegenover mij staat als ‘de Ander’? Óf is Hij het diepste wezen in alle dingen, ook in mij, zodat ik ook goddelijk ben? Het Oosterse denken kent voor- en tegenstanders van beide visies, maar geeft geen duidelijk antwoord op die vragen.
Mystiek en magie gaan vaak samen
De Islam versterkt deze aarzeling. De Koran spreekt aan de ene kant wel over God als schepper en rechter, als ‘de Ander’. Maar haar mystici ervaren dat het diepste wezen van God ook het diepste wezen van de mens is en dat de tot verlichting gekomen mens identiek is aan God. Deze mystieke gods-beschouwing heeft zich ten nauwste verbonden met magie. In die combinatie ontstaat dat wazige, wonderlijke geheel van beschouwingen, waarin de mens op eigen kracht god probeert te worden. Daardoor ontheiligt hij de majesteit van de Bijbelse God. De worsteling tegen het denken van het Oosten lijkt op de strijd van de Kerk in de eerste eeuwen tegen de mystiek van Hellenisme en gnostiek. Voor Augustinus is God de Eeuwige, Onveranderlijke, Die anders is dan Zijn schepping.
Het Oosten leert dat de mens ‘vergoddelijkt’ als hij al Gods eigenschappen heeft veroverd. Als ‘Hij in jou’ is (eigenschappen kennen), dan ben ‘jij in Hem’ (wezenlijk). Volgens zeggen heeft alleen de mysticus inzicht in de ware aard en eigenschappen van God. Iedereen moet opstijgen naar die onbereikbare hoogte om in de godheid te kunnen opgaan.
Het christendom kent in tegenstelling tot de gnostiek geen scheiding tussen Gods wezen en Gods eigenschappen. God is een Persoon en Gods eigenschappen zijn geen verworvenheden, noch toeval. God IS wat Hij HEEFT. En de mens kan nooit boven Gods deugden uitkomen. De Oosterse mystiek meent dat wél te kunnen. De mysticus, die tenslotte in de oceaan van het oneindige opgaat, verliest zowel zijn identiteit als elk gevoel voor deugd en ondeugd. Daarom is de Oosterse mysticus zo weinig een ‘heilig’ mens, maar leeft zijn volheid van leven uit in losbandigheid (Baghwan). Eerst moet hij zich houden aan talloze leefregels en normen, tot in het absurde toe. Maar zodra hij ‘goddelijkheid’ heeft bereikt wordt hij zichzelf tot norm en mag hij zo liederlijk leven als hij wil…
Magie
Juist omdat de Bijbel God niet los denkt van Zijn eigenschappen biedt zij sterke wapens tegen de magie. Magie is de poging van de mens om op eigen kracht het bovennatuurlijke te veroveren, om ‘te zijn als God’. Maar het is onmogelijk God te kennen door een proces van bewustwording of geestverruiming door (oosterse) meditatie, drugsgebruik of magie. De zondige mens kan de heilige God niet benaderen. Als er sprake is van ‘verlossing’, dan gaat het initiatief uit van God. Hij komt naar de mens toe en laat Zich kennen. Dat heeft Hij in de persoon van Jezus Christus gedaan.
Conclusie
Het wordt de zending verweten dat zij afbreuk doet aan oude culturen. Het waren echter niet alleen missie en zending, maar het was bovenal het Westers imperialisme dat de Oosterse cultuur onder de voet liep. Waar Christus komt, moet magie als cultuurgoed wijken. Maar de kerk zal niemand dwingen een Westers pak aan te trekken of een jurk te verwisselen met een sarong. Bavinck schrijft dat een zendeling of missionaris nooit de plaatselijke goden mag beledigen. Hij zal geen toverboeken verbranden. Ook niet de tempels van de goden neerhalen. Als het evangelie goed gebracht wordt, zullen de mensen dat zélf doen. Een goede zendeling vecht niet tegen een cultuur, hij spreekt mensen aan in hun geweten. Hij preekt de liefde en handelt zelf liefdevol.
De Wereldraad van Kerken maakt op dit ogenblik propaganda voor een universele wereldkerk. De God van de Bijbel en Allah is toch dezelfde God…? Als dat zo is, hoeven we geen zendelingen naar Saoedi-Arabië en India te sturen.
New Age leert bovendien dat er geen verschil is tussen goed en kwaad en dat zonde gelijk staat aan onwetendheid. Dan heb je ook geen verlossing van zonde nodig. Waarom dan nog evangeliseren? Veel aanhangers van New Age kennen de christelijke begrippen, maar die hebben voor hen een heel andere betekenis. Onze werkgroep benadrukt: zending heeft ten doel Christus te brengen waardoor mensen veranderen, wat vervolgens vanzelf hun omringende cultuur zal beïnvloeden.
© Stichting Sense als opvolger en rechthebbende van de Interkerkelijke Werkgroep “Bijbel of New Age”