Mindfulness en christelijke vrijheid

[us_separator height=”100px” size=”custom”]

Mindfulness en christelijke vrijheid

door Robb Ludwick

Wat kunnen we vanuit christelijk standpunt over mindfulness zeggen? Bepaalde aspecten van mindfulness-training zijn gedeeltelijk terug te vinden in de traditionele visie van christelijke spiritualiteit, maar die aspecten zijn dan wel gebaseerd op duidelijk andere uitgangspunten.
Een opmerkelijke verschil hebben we al in het eerste artikel genoemd: we moeten toegeven dat oordelen nodig is om praktisch met mindfulness te kunnen werken. Het taalgebruik bij mindfulness-training is soms misleidend: de ware betekenis van het „waarnemen zonder oordeel‟ is eigenlijk het „waarderen van‟ iets. Feitelijk is het geen neutrale waarneming, maar het leren om mijn adem of mijn gedachten of de rozijn die ik tien minuten lang in mijn mond heb zonder te kauwen – een bekende oefening bij mindfulness – te ontvangen als iets goeds, iets acceptabels en zelfs wonderbaarlijks.
Oordeel
We zijn met mindfulness dus nog steeds aan het oordelen. Daarenboven willen we, zeker aan het eind van een mindfulness-training, kunnen zeggen dat we vooruitgang hebben geboekt, en ook daar is een oordeel voor nodig. Wat we dus nodig hebben, is een manier om met oordelen verder te kunnen gaan in het ontdekken van wat goed en niet goed is, maar zonder veroordeling. We moeten in stapjes kunnen groeien zonder de verlammende conclusie van een veroordeling.
Daarbij hoort het feit dat een constructief gebruik van mindfulness met de focus op het hier en nu niet kan betekenen dat er geen verleden of toekomst is. Wat we eigenlijk nodig hebben is een manier om vrij te zijn van wat in het verleden is gebeurd, in plaats van ons alleen maar schuldig te voelen, en ook vrij om enthousiast naar de toekomst te kijken, in plaats van alleen maar bang en bezorgd te zijn.
In een Bijbelse, Judeo-christelijke visie van spiritualiteit vinden we op dit gebied iets heel interessants. Het is niet uitsluitend een geoefende focus op het nu wat mij bevrijdt. Zo’n focus is wel goed en gezond, maar komt als een vrucht van iets anders. In de christelijke visie is een geoefende focus op mijn relatie met God Zelf van belang, op mijn Schepper en mijn Verlosser, die mij voor het leven heeft bedoeld en die mij heeft bevrijd.
Met aandacht voor deze waarheid en met een luisterende, ontvangende houding als prioriteit, stap ik als christen op een pad van groei waarop ik vredevol alles in het hier en nu kan leren ontvangen, met een oordeel maar zonder veroordeling. Ik mag ook bevrijd van angst terugkijken naar het verleden en vooruit naar de toekomst; ook weer met een oordeel maar zonder veroordeling. Dat is het evangelie.
In enkele opzichten lijkt het dus op Kabat Zinn’s vorm van mindfulness, maar met een groot verschil. Ik focus me op mijn liefdesrelatie met mijn Schepper en Verlosser als eerste en laatste woord over mij – op de God die volgens Psalm 8 “mindful” van ons is, die naar ons kijkt met volle waarderende aandacht. Daardoor word ik vrij om met dezelfde open en liefdevolle houding in het hier en nu te leren staan.
Zitten
Om het concreet te maken, gaan we vier voorbeelden bekijkenAl gaat Watchman Nee soms te ver in een dualistische, wettische manier van denken. Inhet eerste deel van zijn boekje Sit, Walk, Stand maakt hij een geweldige opmerking over het begin van een christelijke visie van spiritualiteit.
Nee heeft het daar over zitten, lopen en staan als kernaspecten van het geloof. Met lopen bedoelt hij een gehoorzaam leven, en met staan bedoelt hij tegenover de vijand staan. Maar het begint met zitten. Hij citeert de brief aan de Efeziërs: God liet Christus aan zijn rechterhand zitten – en laat ons daar met Christus zitten.
Vele gelovigen denken dat ze eerst goed moeten kunnen lopen alvorens met God te kunnen zitten. Ze denken: als we niet lopen, hoe zouden we het doel dan kunnen halen? Wat kunnen we zonder inzet bereiken? Maar „Het christelijk geloof is een vreemde zaak‟, zegt Watchman Nee. „Een christelijke spiritualiteit begint niet met een groot DOEN! maar een groot GEDAAN!‟ We zijn vanaf het begin uitgenodigd om te genieten van wat God gedaan heeft, niet om dat eerst voor onszelf te verwerven.
Wat betekent het om te zitten? Gewoon, zoals we op de grond of in een stoel zitten, betekent het: ons hele gewicht op iets anders laten rusten, namelijk op onze relatie met God Zelf. Dat was Gods uitgangspunt vanaf het begin, zegt Nee. Bij de Schepping werkte God zes dagen maar op de zevende dag nam Hij zijn rust, de Sabbat. Maar voor Adam, die op de zesde dag gemaakt werd, was de rustdag eigenlijk de eerste dag van zijn leven. Met andere woorden: God werkt voordat Hij rust, maar wij mensen moeten eerst onze rust in God kennen voordat we kunnen werken.
Vrijheid
Dat is vanaf het begin de bedoeling geweest. In de relatie met onze Schepper, een relatie die hersteld wordt door het werk van de Zoon en de Geest, ontdekken wij de rust om vrij in het leven te kunnen staan. Voor alle mensen die dat willen, is dat een fait accompli. Vanuit dit ankerpunt mogen we ons steeds bewuster worden van de bevrijding die dat brengt.
De sleutel, zegt Watchman Nee, is geen bevel van „ga zitten!‟ maar eigenlijk „weet dat je al met Christus gezeten bent!‟ Daar heeft God ons geplaatst. Wij zitten met Hem en Hij met ons. En met dit beginpunt van rust, zoals het bedoeld was, zijn we verzekerd van onze relatie met de stabiele, betrouwbare en liefdevolle bron van het leven.
Maar hoe snel vergeten we dat niet? Dan wordt het dus belangrijk om wat we hebben geleerd in praktijk te brengen, namelijk dat het christelijk leven niet begint (en niet groeit) met wat wij moeten doen, maar met wat God al voor ons gedaan heeft.
Aanvaard dus het feit dat je al met God zít en God met ons, in een relatie die door niets gebroken kan worden. Daar begint de reis van oordeel zonder veroordeling, een reis van groei zonder angst voor het verleden of de toekomst.
Wij ontdekken opnieuw de gaven van de schepping in een juist licht, we leren in stapjes omgaan met onze naasten en met onze eigen rare patronen en neigingen. We leren hoe passie en kalmte tegelijk onze reactie vormt als wij in destructieve dingen betrokken raken. We leren onderscheid te maken in dat wat beschadigt en dat wat mij voedt, niet alleen met diepe aandacht voor mezelf, maar ook met diepe aandacht voor mijn naaste. En dat altijd met de zekerheid dat genade echt bestaat, en dat ik het mag ontvangen en doorgeven.
Relatie
Hoe ziet dat eruit? Hier wil ik mijn tweede voorbeeld noemen, dat van Brother Lawrence. We weten niet veel over zijn leven, behalve dat hij in de 17e eeuw een dienend leven leidde als een karmelieter monnik in de keuken van een ziekenhuis in Parijs. Een verzameling van zijn brieven aan mensen die meer wilden weten over hoe hij met een zo vredige uitstraling en zulk nederig geluk leefde, is te lezen onder de titel The Practice of the Presence of God.
Het is heel simpel: we kunnen ons bewustzijn en onze beleving van de nabijheid van God leren door te oefenen. En Brother Lawrence is er duidelijk over dat het niet in de eerste plaats over het vinden van vreugde in je leven gaat. Dat is een pad van zelfzuchtigheid dat ons verleidt om zelf een god proberen te zijn, en dat kunnen we niet dragen. Zo sterk zijn we niet gemaakt. Nee, het doel van ons leven is om van God te houden. En we leren van God te houden puur door het leren waarderen, dat Hij van ons houdt en dichtbij ons is. Daar moeten we mindful van worden.
„Denk vaak aan God‟, schrijft hij. „Dag en nacht, terwijl je zaken doet, terwijl je je vermaakt, het maakt niet uit. Hoe vaker hoe beter. Want de Heer is altijd bij je. Hij is met je. Wij moeten Hem daar dus nooit alleen laten! Het zou toch onbeleefd zijn om een vriend die op bezoek komt alleen te laten? Waarom doen we het dan wel zo vaak bij God?‟ Laten we dus aanwezig zijn en vol aandacht worden voor zijn nabijheid.
Het bracht hem als vrucht een diepe vrede en vrijheid om het leven in het nu te omarmen en ook onthecht maar betrokken te zijn op zijn omgeving. In het redactionele artikel van dit boek lezen we over het persoonlijke voorbeeld dat hij was: „Zelfs in de herrie van de keuken was hij stil van binnen en straalde dat uit. Hij had geen haast, maar lui was hij ook niet, hij gaf elke zaak zijn eigen moment en leek de hele tijd een stabiele rust in zijn ziel te kennen‟. „Mijn werktijd is niet anders dan mijn formele gebedstijden‟, schreef hij in andere brief. „In het gegil in mijn keuken ervaar ik God met net zo een grote kalmte als het knielen voor het avondmaal.‟
De relatie staat centraal. Ik mag steeds terugkeren naar het feit dat God bij ons is en van ons houdt. Altijd, net als bij het avondmaal, kan ik me inprenten dat zelfs mijn mislukkingen nooit het laatste woord over mij kunnen hebben. Niet in het verleden, niet in de toekomst. Daar heeft Jezus voor gezorgd.
Ook alle manieren waarop ik gekwetst en gebroken word door anderen, in het verleden of in de toekomst, hebben geen recht om mij te vormen. Alleen God heeft dat recht. En Hij kijkt naar mij met een liefde die sterker is dan alles. Daarin mag ik rusten. In de laatste brief voordat hij stierf op 6 februari 1691, schreef Brother Lawrence „Als we echt zouden weten hoeveel God van ons houdt …‟ We voelen gelijk de honderden manieren waarop je deze zin zou kunnen afmaken: „…wat zouden we dan niet ontdekken over de waarde van het moment, van het nu, vrij van het verleden, vrij van angst, vrij van mislukking om bewust te willen groeien.‟
Aandacht
Wordt mijn aandacht dan juist niet van de aarde weggetrokken? Integendeel. Als vrucht van deze rust ontstaat er een vrije en betrokken aandacht voor het hier en nu. De Amerikaanse professor literatuur Clyde Kilby geeft een mooi voorbeeld. Van 1935 tot 1981 werkte hij op Wheaton College. Hij werd bekend door zijn werk over poëzie en mythe, maar ook als één van de voornaamste experts van het werk van C.S. Lewis.
K
ilby stond bekend door zijn passie en verbeeldingskracht, alsook door zijn kalme en vredige manier van leven. Dat vinden we terug in een aantal principes voor een gezond leven, die hij ergens in de jaren 50 heeft opgeschreven:
‘Ten minste één keer per dag zal ik naar boven kijken en onthouden dat ik, een bewustzijn met een geweten ben op een planeet die door de ruimte vliegt, met onvoorstelbare mysterieuze dingen boven mij en om mij heen. Ik zal mijn ogen en oren openen. Eén keer per dag zal ik gewoon staren, naar een boom, een bloem, een wolk, of een persoon. Ik zal me niet bezig houden met de vraag wat ze zijn, maar gewoon blij zijn dat ze bestaan. Ik zal ze datgene gunnen wat Lewis ooit “hun goddelijke, magische, spannende bestaan” noemde. Ik zal soms terugkijken naar de frisse kijk op het leven die ik in mijn jeugd had, en ik zal weer proberen, ten minste voor enkele momenten, te ervaren wat Lewis Carroll (de bekende schrijver van Alice in Wonderland) beschreef als “het kind met de ongefronste wenkbrauwen en de dromende ogen van verwondering.” Ik zal de duivelse haast van deze eeuw niet al mijn energie laten afnemen. Nee, ik zal, zoals Charles Williams (vriend van Lewis en Tolkien, ook een fantasieschrijver) ooit zei, “het moment vervullen als het moment.” Ik zal proberen om nu volledig levend te blijven, want de enige tijd waarin ik kan zijn is nu. En zelfs als ik het allemaal verkeerd heb, sta ik toch (ook al zal het me mijn leven kosten) op de aanname dat deze wereld geen absurde, idiote plek is, en dat het niet door een afstandelijke huurbaas gerund wordt, maar dat vandaag, deze dag, nu, een nieuwe penseelstreek wordt gezet op het kosmische schilderij, dat ik ooit met vreugde zal onderkennen als een geniale zet van de architect en kunstenaar die zichzelf Alpha en Omega noemt.’
Daar gaat het om, het waarderen van het moment, het ontvangen. Maar je hoort hoe hij het in het kader zet van een bestaan en een werkelijkheid die ver boven en buiten „het moment zelf‟ uitstijgt. En dat hij al deze verschillende dingen mag waarderen, omdat het de bedoeling is van de persoonlijke Schepper die het allemaal maakte, de grote Kunstenaar die ons uitnodigt om steeds meer het ontsluitende werk van Zijn hand te leren zien en waarderen.
Rust
In Psalm 131 vinden we een laatste voorbeeld. We zouden kunnen zeggen dat koning David een „mindfule‟ houding weerspiegelt, vrij en met open aandacht, zoals een kind op de moederschoot dat niet meer naar melk hoeft te jengelen. Wat staat dat in de weg?
Psycholoog en professor David Powlison maakt een interessante opmerking in zijn boek Met andere ogen leren kijken. Als wij de psalm omdraaien, en alles met een tegenovergestelde inhoud herhalen, wat ontdekken we dan? „Zelf, mijn hart is trots, en mijn ogen ook (ik ben alleen maar zelfgericht). Ik jaag vele dingen na, die in eigen kracht te groot en te moeilijk zijn. Natuurlijk ben ik dan luidruchtig en onrustig van binnen, zoals een hongerige baby op zijn moeders schoot. Net zoals een hongerige baby heb ik alleen aandacht voor mijn eigen eisen en zorgen en richt ik mijn hoop op verlossing voortdurend op alles en iedereen om mij heen.
Het is precies een beschrijving van alles waarvan we door mindfulness bevrijd willen worden. Maar het antwoord ligt duidelijk niet in een methode die we zelf kunnen volbrengen, want dat is precies wat mij tot een last maakt voor mezelf, voor mijn gezondheid en voor mijn omgeving. De psalmist nodigt mij uit om hem te volgen, en de psalm opnieuw tegen God uit te spreken: “Heer, mijn Schepper en Verlosser, ik ben vertrouw nu niet alleen maar op mezelf, hoogmoedig en koppig als ik ben. Ik weet dat ik U nodig heb. Ik probeer niet in eigen kracht iets te doen wat onmogelijk voor mij is”. En op dat moment, in het hier en nu, kan ik terugkeren naar mijn vertoeven bij Christus, naar wat al voor mij gedaan is, puur uit liefde voor mij als Gods beminde schepsel.
Er is dus is geen veroordeling waarnaar ik hoef te luisteren, niet over mijn verleden en niet over mijn toekomst. Hij wil mij zoveel laten zien: Waardevolle dingen om mij heen. Mensen om mij heen, die ook naar zijn beeld gemaakt zijn. Goed werk om te doen, waarin ik met vallen en opstaan mag leren groeien. Ik ben niet trots, ik probeer dit niet zelf te regelen, ik streef niet naar iets wat ik nooit kan presteren …. ik ontvang het.
Conclusie
Dan zit ik, zoals het bedoeld is, als een kind op schoot, comfortabel en blij, rustig en veilig, genietend van de adem en het kloppende hart van de moeder die mij leven gegeven heeft. Dat is nou rust, de rust waarmee ons leven begint.
Het probleem van lawaai en stress en het trekken van verkeerde conclusies – dat we alleen zijn, dat we onszelf moeten redden, daar moeten we juist van bevrijd worden. Het leidt of tot een zelfzuchtig en in consumentisme gehecht leven, of zoals in bepaalde esoterische of boeddhistische visies tot het verloochenen van verlangens die eigenlijk goed zijn  om te groeien, en om dingen goed of niet goed te noemen, gezond of ongezond.
Als we aandacht voor het hier en nu willen ontwikkelen, zonder veroordeling maar wel met een idee van wat een beter leven inhoudt, dan geeft het christelijk geloof een bijzonder goede fundering voor zon verlangen. En niet alleen een fundering. Het is een dynamische relatie waarin we kunnen groeien in het besef en de beleving van wat Gods werk in ons hier en nu betekent voor het genieten van onszelf, van anderen, van ons werk en van de wereld om ons heen. Met passie en kalmte tegelijk. Dat vind ik een mooi mindful doel, en ik ben blij dat precies is wat God voor ons wil.