Een christelijke antropologie

C:\Stichting Sense\LOGO stichting SENSE.jpg

 

 

 

Rubriek Overige lezingen en artikelen
Titel Een christelijke antropologie
Lezing door Hans van Meurs (†2018) was lid van de Interkerkelijke Werkgroep Bijbel of New Age
Plaats, datum Utrecht, 20 juni 1992
Bewerkt door Drs. G. van Ginkel (Sense), maart 2020
Korte inhoud Een beschrijving van de mens als Bijbelse eenheid van lichaam, ziel en geest. Daarbij vanuit de biologie  aandacht voor het ontstaan en functioneren van het lichaam. De inhoud raakt ook aan wat decennia later de ‘gender ideologie’ zou gaan heten. 
Trefwoorden Antropologie, tempel, androgyn, feminisme, Bijbels realisme, gender
Bronnen Eigen denkwerk, Bijbel

Een christelijke antropologie


Inleiding
Vanuit zijn vak als leraar biologie ontwikkelde Hans van Meurs een antropologie (menskunde) vanuit Bijbels gezichtspunt: de mens als eenheid van geest, ziel en lichaam. Zijn antropologie houdt met name rekening met de biologie van het menselijk lichaam.

Uitgangspunten
De uitgangspunten voor een christelijke antropologie zijn in een aantal opzichten afwijkend van die van een ‘neutrale’ antropologie:

  • Het vertrekpunt is niet ‘ik’, maar ‘ik geloof’. Ik bepaal mijn vertrekpunt vanuit God. Dit houdt in dat ik mijn studie moet toetsen aan Gods Woord. De christelijke antropoloog moet dus een dubbele studie doen: die van Gods Woord en die van de mens. Zijn denken is niet vrij, maar moet passen binnen het kader van gehoorzaamheid aan Gods Woord;
  • De mens is een schepsel en is niet door emanatie (uitstroming, uitstraling) uit God of ‘het goddelijke’ ontstaan. Hij is niet God en niet goddelijk. Er is geen vloeiende over­gang tussen God en mens;
  • De mens is het enige schepsel dat geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Vanuit deze optiek staat de mens met God tegenover al het overig geschapene. Er is geen vloeien­de overgang tussen mens en dier;
  • God heeft de eeuwigheid in het mensenhart gelegd. De dood is daarom niet ‘natuurlijk’, het is de straf op de zonde. De mens – aards, zondig en toch beelddrager van God, kroon op Gods schepping die Hem door de zonde uit handen is geval­len – wordt door God aangesproken.

Weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest?
1 Korinthe 6:12-20 zegt dat het lichaam van de gelovige een tempel is van de Heilige Geest. Mijn christelijke antropologie is in eerste instantie op dit tekstgedeelte gebaseerd.

Zoals de drie gedeelten van de tempel in Jeruzalem – de voorhof, het heilige en het heilige der heiligen – onlosmakelijk zijn verbonden, zo vinden we dezelfde drieslag terug bij de mens: lichaam (homoiostase), ziel (libido) en geest (spiritualiteit). In elk van die drie kan de mens zondigen. In het ‘heilige der heiligen’ Afbeelding met silhouet Automatisch gegenereerde beschrijvingbevond zich de ark met de tafelen van de Wet. De ark werd afgesloten door het verzoendeksel. Op deze plaats werd de Wet verkondigd en tegelijk vergeving geschonken van zonden tegen die Wet. In het Nieuwe Verbond schri­jft God Zijn Wet in het hart van de mens. In de geest – ons ‘heilige der heiligen’ – vormt zich het geweten. Hier plaatst de Heilige Geest het besef van zonde en schu­ld. Hier vindt de verkon­diging van vergeving van zonden en de invo­catie (het aanroe­pen) van Jezus Christus plaats.

Het lichaam, zegt Paulus, is als de tempel zelf. Wie dus met zijn lichaam zondigt, zondigt niet meer in de sfeer van de ‘voor­hof’, maar zondigt in de sfeer van ‘het heilige’.

Drie ‘gebieden’ waarin de mens kan zondigen:

  • In de ‘voorhof’ (homoiostase) vallen zonden die ingaan tegen een gezonde levenswijze, bijvoorbeeld overmatig roken en drin­ken;
  • Het ‘heilige’ bevat zonden die ingaan tegen de eerlijke strijd om het dage­lijks be­staan: frau­de, dief­stal, lie­gen enzovoort;
  • Het ‘heilige der heiligen’ is ons hart. De Heilige Geest wil de wet van God in ons hart schrijven en ‘over­tuigen van zonde en gerech­tigheid’. Ons hart moet Jezus als Heer binnen­laten met Zijn wet van de liefde. Zonde houdt hier in dat wij de wet van God uit de ark (ons hart) kieperen. Dat noemen we dan ‘vrijheid’. Zonder wet is er geen zonde en ook geen zondebesef.

Wie zondigt tegen het gebod van de liefde tussen man en vrouw, knoeit in het gebied van ‘het heilige’ en zondigt dichtbij het ‘heilige der heiligen’. Het ‘heilige’ en ‘heilige der heiligen’ werd gescheiden door een gordijn. Verzwakken van moraal en geknoei in seksueel opzicht brengt het geweten in de knel. Mensen die hieraan toegeven voelen goed aan dat zij daardoor niet meer recht voor God staan.

Wat is er van deze drie gebieden terug te vinden in de antropologie?

Homoiostase
De ‘voorhof’ is genoemd naar een begrip uit de biologie (Bijbels realisme): de homoi­ostase, letterlijk: ‘het gelijk gesteld zijn’, in dezelfde situatie blij­ven. Biologisch bete­kent dit: ons lichaam heeft een afweer­systeem om het te be­schermen tegen ziektekiemen en wonden te helen. (Ook: ik mag er zijn!) Dat leert de biologie. Het gaat om het gezond blijven. Dit heeft een verlengstuk in de maatschappij: de strijd om het bestaan, bijvoorbeeld solliciteren naar een baan en je werk uitoefenen. De ‘voorhof’ is zelfhandha­ving, zowel fysiek als sociaal.

Je bent niet pré-existent en dus ook niet reïncarnerend
Het begint bij de bevruchte eicel. Haar kern bevat 22 chromoso­men plus een X-chromosoom. Daar komt dan een zaadcel bij met 22 chromosomen plus een X- of een Y-chromosoom. Bij versmelting worden dat 46 chromoso­men. Als er 2 X-chromosomen zijn, ontstaat een meis­je; een X- + Y-chromosoom wordt eenjongen. Welke ei- en zaadcel elkaar treffen is ‘toeval’. Als mijn moeder als jong meisje zou zijn omgekomen op zee, zou ik er niet zijn geweest. Als een andere zaadcel de eicel zou hebben bereikt, zou ik er evenmin zijn geweest, maar een broertje of zusje. Als mijn ouders op een ander moment gemeenschap zouden hebben gehad, zouden daar een andere ei- en zaadcel bij betrokken zijn en zou ik er niet ge­weest zijn. Zo gauw je zegt: “dan had ik een andere vader of moeder gehad”, ben je bezig de ziel pré-existent te maken, jezelf ‘in te vullen’ voordat er bevruchting zou zijn geweest. Dan ben je op de weg van reïncarnatie. Er is er maar Eén die pré-exis­tent is ge­weest: Jezus Chris­tus. Het is belangrijk dit vast te houden tegen­over New Age-invloeden.

Lichaam en ziel zijn niet van elkaar te splitsen
Zodra bevruchting heeft plaatsgevonden bestaat het prille ‘zelf’, een homoiostase dat zich moet handhaven. Waar komt de ziel vandaan? Die ontwikkelt zich in dat ‘zelf’, zoals daarin ook hersenen en gevoel tot ontwikkeling komen. De ziel is niet pré-existent, die hangt niet ergens in de kosmos te wachten op een passend lichaam. Je moet die ziel niet als een apart feno­meen zien. Li­chaam en ziel zijn niet te splitsen. Ik houd mij aan het Bijbels realisme – lijnrecht tegenover het zweven­de en speculatieve van de Oosterse godsdien­sten.

Afbeelding met tekst, visitekaartje Automatisch gegenereerde beschrijvingBen ik dan bij toeval verwekt, bij toeval geboren? God heeft het zo bedoeld dat Zijn kinderen voortdu­rend in gebed zouden zijn: “Bid zonder ophouden” (1Thess.5:17). In die sfeer is de gemeenschap met elkaar bedoeld. Maar voor de mens zonder God of gebod neemt de factor ‘toeval’ toe.

Is het leven hopeloos bij geboorte uit over­spel en ver­krachting? Vol­strekt niet! Want God zegt: “Lo-Ammi; wat niet Mijn volk was, zal Mijn volk zijn!” (Hos.1:10; 2:22). Door het evangelie geldt met terug­wer­kende kracht: Ik heb u liefgehad: “Al hebben vader en moeder mij verlaten, toch neemt de Heer mij aan” (Ps.27:10).

Als het kind geboren is, is het nog geheel afhan­kelijk van de moeder. Alles is er, maar nog heel klein: een homoiostase’tje, een libidootje, een spiritualiteitje (“wat kan-ie al wijs kijken…”). Als eerste gaat de homoiostase zich ontwikkelen: een baby groeit en werkt krachtig aan de uitbouw van zijn homoiostase. Groeien, jongens! Zorg ervoor dat je er bent!

Libido
De tweede zo’ne, libido, komt overeen met ‘het heilige’. Er zijn cellen om weg te geven: ei- en zaadcellen. Hier gelden andere wetten dan bij de homoiostase. Aan een krachtige homoiostase kun je zelf werken, het zelf verdienen. Maar dat gaat bij de liefde niet op. Hooglied 8:7 zegt: “Al bood iemand alles wat hij bezit voor de liefde, smadelijk zou men hem afwij­zen“. Libido moet je ontvangen. Om ondoor­gron­delijke rede­nen zegt een meisje ‘ja’ tegen een jongen. Niet omdat die jongen het ver­dient of een briljante baan heeft. Geld en goederen hebben niet de glans als die van een goede relatie tussen man en vrouw.

Homoiostase en libido zijn bij mannen en vrouwen ongelijk ontwikkeld. Mannen concentreren zich op zelfmanifesta­tie en hebben een machtige homoiostase. Hun borst en romp zijn er vol van. Hun libido zo’ne wordt als het ware ‘naar buiten’ geprojecteerd en hangt er wat bij. Hij is hierin kwets­baar. De vrouw leeft in de mannelijke homoiostase die zich uitbreidt over het gezin. Hij verdedigt vrouw en kinderen. Als de man te veel op zijn homoiostase doorgaat, ont­staat er ‘masculinis­me’; een door de man gedomineerd gezin en een vermannelijkte maatschappij. Daarin is enkel oog voor structuren, geldstromen en bulldozers.

Androgyn
 In New Age horen we de opmerking: de mens is androgyn, dat wil zeggen: man en vrouw tegelijk. De biologische werkelijk is echter dat er in het prille begin, gedurende korte tijd, bij beide geslachten twee paren van twee geslachtswegen aanwezig zijn: de ‘buizen van Müller’ en de ‘buizen van Wolff’. Bij het embryo lijkt het alsof man en vrouw androgyn zijn, biologisch hebben zij een gelijk bouwplan. Daarna verschilt de ontwikkeling. Bij de vrouw ontwik­kelen zich de ‘buizen van Müller’ tot eileiders en de ‘buizen van Wolff’ verschrompelen. Bij de man worden uit de ‘buizen van Wolff’ zaadleiders gevormd en de ‘buizen van Müller’ verkommeren. Eileiders en zaadleiders zijn dus niét homoloog, ze zijn van andere ‘buizen’ afkomstig.

Het libido is bij de vrouw ‘geïnterioriseerd’ en bij de man ‘geëxterioriseerd’. De vrouw heeft een andersoortig, ‘overvloediger’, libido dan de man. Haar libido is inwen­dig, zij ís haar lichaam. Haar lichaam ís haar leven. Zij kan haar libido mak­kelij­ker integre­ren in haar leven, ook zonder man. Als een vrouw verkracht wordt, raakt dat niet alleen haar lichaam, maar vooral haar libido, dat ernstig gekwetst wordt. Een herhaaldelijk verkrachte vrouw kan sterven aan diepe verwonding van haar libido. Wat een abortus betekent voor haar libido wordt zwaar onderschat….

Bij de man is de libido aan de romp aange­hangen; hij hééft een lichaam. Bij hem zakt als het ware een stuk van zijn ziel uit zijn romp. Hij wil dit kwets­bare onderdeel graag ‘onder­dak bren­gen’. Jeremia 31:22 zegt: “De vrouw zal de man omvangen”. De man zoekt een vrouw, maar de vrouw zoekt medemense­lijk­heid. Op zakelijk gebied kan de vrouw veel leren van de man. De man kan van de vrouw leren open te staan voor de ander.

Feminisme

Wie stelt dat man en vrouw androgyn zijn verwijst hen terug naar de orde der ongewervelde dieren. Alsof man en vrouw niet verder gegroeid zijn dan een embryo van tien weken. Dit heeft ook gevolgen voor de maatschappij. Als de man zich niet weet te beheersen, ontstaat er een vermannelijkte samenleving: een masculinisme. Dat roept vrouwelijk verweer op: het feminisme. De vrouw accentueert dan haar homoiostase-eigenschappen, ze ‘vermannelijkt’ met geldingsdrang en prestatiedrift.

Femi­nisten erkennen wel biologische verschillen tussen man en vrouw, maar geen psychische. Het menselijke lichaam heeft echter biologische realiteiten die doorverwijzen naar diepere, geheimzinni­gere realiteiten. Een oog is een oog, maar in het kader van Bijbels realisme verwijst het biologische begrip ‘oog’ naar een diepere Deutung (betekenis). Die link knippen feministen door. Zij hanteren het Griekse idee van de ziel die een lichaam ‘betrekt’. Zij zien lichaam en ziel als apart, ter­wijl de Bijbel uitlegt dat lichaam en ziel samen worden gebo­ren en uitgroeien.

Verschillen
 Hoe verbind je biologi­sche verschillen met psychische verschillen? Psychologen en theologen zijn vaak onvoldoende realistisch. Als ik bezig wil zijn met Bijbels realisme, stel ik de vraag: Hoe ver kan ik het geestelijke verstaan door het te vergelijken met biologische gegevens? Die laten iets doorschemeren van achterliggende psychische realitei­ten. Feministen ontkennen die verbinding. Voor hen zijn li­chaam en Afbeelding met tekst, teken, buiten, persoon Automatisch gegenereerde beschrijvingpsyché twee aparte zaken. Daar­door ontstaat een communicatieprobleem. Feministen ontkennen een eigen vrouwe­lijke natuur. Zij stellen dat vrouwelijke waarden brede menselijke waarden zijn. De ‘zachte’ libidowaarden van de vrouw moeten overheersen in de maatschappij als tegenwicht van het masculaire. Dat noemen zij het ‘feminiseren van de samenleving’. Maar door vrouwelijke eigenschappen dominant te willen maken is het feminisme in strijd met zichzelf. Er treden agressie en verharding op. Bij feministen onderling is er net zoveel ruzie als bij mannen. Zij willen een net zo machtige homoi­ostase als de man. Feminis­ten ontkennen de scheppingsor­de. Ze willen worden wat zij denken te zijn. Als ze man willen zijn dan moeten ze man kunnen worden. Zij willen zelf bepalen hoe ze willen zijn. (Simone de Beauvoir: “Je bent niet als vrouw geboren, je wordt er één”). In feite accepte­ren ze zichzelf niet als vrouw. Als zij de maat­schappij willen ‘ver­zachten’, zouden ze meer gebruik moeten maken van hun natuurlijke, zachte ‘libido-eigenschappen’ en die op ontwape­nende wijze inzetten tegen masculair gedrag van mannen.

Invocaties
In een Bijbels verantwoorde antropologie staat mijns inziens het woord invocatie (aanroeping) centraal. Bij alle andere antropologieën is de mens in zichzelf ‘iets’, een in zichzelf bestaande ziel. In een Bijbelse antropologie gaat het om een invocatie: de mens is in zichzelf niéts. Ik ben geworden door van buiten opgenomen voedsel. De ene helft van mijn persoon kreeg ik van mijn vader, de andere helft van mijn moeder. Dit is het grote wonder: ik ben. Dat heet in de wijsbegeerte: ik ben contingent. Ik had er ook niet kunnen zijn. God is er!

Als de eerste invocatie wordt verhoord, betekent dit: het in stand houden van eigen leven (homoiostase): “Het voedsel is voor de maag en de maag voor het voedsel” (1Kor.6:13). De tweede invocatie is die van man én vrouw, gelegen in de libido zo’ne. Als deze invo­ca­tie wordt ver­hoord, komen man en vrouw tot hun bestem­ming. De een is zichzelf te veel (de man) en de ander wordt vervuld (de vrouw). Daaruit komt nieuw leven voort. Ons libido moet niet het verlengde worden van homoiostase met zijn wetten van het ‘hebben’. Wij moeten ontdekken dat ons libido betekent: het ‘er zijn’ voor elkaar. De wetten van ons libido zijn een voorklank van de wetten van spiritu­aliteit.

De derde invocatie betreft de spiritualiteit. Belangrijk in het gesprek met New Agers is vast­ te houden aan de gedachte dat spiritualiteit in het verlengde van onze homoiostase ligt. In het verlengde van ‘jongens, ik bén er’, ik ga op avontuur uit. Als je dit los laat ben je alleen maar een ‘zelf’. Dan kom je nooit tot ‘de ander’ (libi­do zo’ne), noch tot ‘de Ander’ (spirituele zo’ne). Een stoel heeft geen ‘zelf’, een dier heeft dat wel. Alleen de mens kent de relatie ik – gij: het ‘tegen­over’. Ik neem daarom de ‘kal­verliefdes’ van onze pubers serieus. Want als een jongen een meisje vindt, kan hij ook God vinden. Haar liefde is met geen schatten van de aarde te koop. Daar groeit het besef van relatie met ‘de ander’ als afspiegeling van onze spirituele verhouding tot God, ‘de Ander’. Jonge mensen zijn op die momenten kwetsbaar. Er gebeu­ren in die fase ook ongelukken die men levenslang niet meer vergeet of ongedaan maakt.

Het belang van de tweede invocatie
De tweede invocatie is belangrijk voor de ontwikkeling van de spiritualiteit. Gedichten over liefde tot geliefde lijken in hun mystiek op de psalmen en gebeden over de liefde Afbeelding met tekst Automatisch gegenereerde beschrijving tot God. De vrouwelijke libido en de vrouwelijke spiritualiteit gaan mooi in elkaar over. Op het punt van spiritualiteit hoeven vrouwen minder te leren dan mannen. Hun weerbarstige eigen geest is vaak te trots om hulp te vragen, zelfs van God. In een sterk masculaire maatschappij als de onze wordt ook de spiritualiteit al gauw ‘mannistisch’. De man begint met zijn structuren (eerste invocatie), slaat de relatie over en plaatst de theologie direct in zijn denk­pa­tro­nen (derde invo­catie). Die theologie ligt dan te veel in het ver­lengde van de homoiostase, van het ‘zelf’ en houdt te weinig rekening met de ander en met God als ‘de Ander’. Daar­door is die theologie dor en onevenwichtig door het ontbreken van mystiek. Er moet in alles een balans zijn, met erken­ning van het ty­pisch manne­lijke èn het typisch vrouwelijke.

De dood triomfeert tenslotte over de homoiostase, want we zijn sterfelijke mensen. De liefde, de libido zo’ne, is sterker dan de homoiostase, maar niet sterker dan de dood. Tussen deze beide zones bestaat een soort patstelling. De grote overwinning op de dood ligt op het terrein van de spiritualiteit: Wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven“.

Conclusie

Deze antropologie heeft de bedoeling vanuit een evenwichtige beschouwing, de mens te zien als schepsel van God. Dit met het oog op het doel dat de Schepper heeft met een mensenleven: Hem te eren. Dat is de zin van het leven. Wat kunnen man en vrouw elkaar prachtig aanvullen! Dit is vooral van belang voor jonge mensen; die zitten met de vraag: “Wie be­n ik?”. Een antropologie moet niet te algemeen zijn, men moet alles op zichzelf kunnen toepassen. Als die ene eicel niet was samengesmolten met die ene zaadcel, dan zou de ‘ík’ er niet zijn geweest!

Iets leren aan collega’s is moeilijk, ouderen komen vaak met tegenwerpingen. Maar dit verhaal kan ik wel in de klas kwijt. Als een mens geen inspiratie en invloed van God accepteert, dan rest een ‘zelfkick’ op eigen gevoelens. Dan is er geen spiritualiteit uit de bovenwereld, maar uit de onderwereld, zoals geloof in ‘Moeder aarde’ (de materie) en Gaia de oergodin ….

Het belangrijkste voor de ontwikkeling van een gezonde spiri­tu­aliteit in christelijke zin, is gelegen in het overtuigen van zonde en genade. Het is gezond te erkennen dat je fouten maakt. Ouders en leraren kunnen daarin voorgaan. Tegelij­kertijd is het noodzakelijk te wijzen op vergeving door Jezus Christus (spirituele zo’ne). God wil wonen in het ‘heilige der heiligen’. In het Oude Testament was dat de tempel in Jeruzalem. Sinds Golgotha is dat het hart van de mens. Als ik daar ‘ja’ op zeg, betekent dat voor mij eeuwig leven.

 

© Stichting Sense als opvolger en rechthebbende van de Interkerkelijke Werkgroep “Bijbel of New Age”