Rubriek | Gnostiek en esoterie |
Titel | De oorsprong van de Graal |
Lezing door | Drs. Bob van Dijk, werkgroep Bijbel of New Age |
Plaats, datum | Gouda, 2 april 2005 |
Korte inhoud | Waar komen de verhalen over de graal vandaan en welke geestelijke wereld manifesteert zich daarin? |
Trefwoorden | Esoterisch, gnostisch, seksualiteit, Rooms-katholieke kerk |
Bronnen | Dan Brown, ‘De Da Vinci Code’
Baigent, Leigh en Lincoln, ‘Heilig Bloed, Heilige Graal’; Bijbel |
De oorsprong van de Graal
Inleiding
We hebben in Feit en fictie in ‘De Da Vinci Code’ [hyperlink maken] stilgestaan bij enkele waarheidsclaims die Dan Brown in De Da Vinci Code doet. Hij zegt een fictieve thriller te hebben geschreven, maar die wel op feiten gebaseerd zou zijn. Zo zet hij zijn lezers op het verkeerde been (mogelijk als marketing-stunt?).
Zijn stelling is dat het bij ‘de Graal’ gaat om de nazaten van een heilig huwelijk tussen Jezus van Nazareth en Maria Magdalena. Hij pleit daarbij voor een herwaardering van de vrouw en haar seksualiteit, die door een complot van de kerk onder keizer Constantijn ten onrechte in een kwaad daglicht zouden zijn gesteld. Volgens een interpretatie van zijn beroemde schilderij over het Laatste Avondmaal zou Leonardo da Vinci van dit huwelijk en deze symboliek hebben geweten. Dat wij dat alles niet eerder hebben geweten, is vooral te wijten aan de katholieke kerk en in het bijzonder aan de rooms-katholieke orde ‘Opus Dei’.
Bronnen van Dan Brown
Dan Brown beweert voor zijn boek grondig onderzoek te hebben gepleegd. Dat hij maar half werk heeft gedaan en zich daarbij heeft laten leiden door tal van vooroordelen is inmiddels door veel onderzoekers en critici aangetoond. De kracht van zijn betoog staat of valt echter met dat van zijn bronnenmateriaal. Als we kijken naar de belangrijkste boeken waarop Dan Brown zich baseerde, blijkt dat die één voor één aan de haal gaan met historische bronnen en gevestigde interpretaties. Enkele van zijn sensationele bronnen zijn: ‘Het geheime boek der grootmeesters’ van Lynn Picknett en Clive Prince, ‘De vrouw met de albasten kruik’ en ‘De Godin in de Evangeliën’ van Margaret Starbird en de boeken van Michael Baigent, Richard Leigh en Henry Lincoln, namelijk: ’Heilig Bloed, Heilige Graal’, ‘De Messiaanse Erfenis’ en ‘De Tempel en de Loge’. Indirect heeft Brown zich ook gebaseerd op de boeken van Sir Laurence Gardner: ‘Erfopvolgers van de Graal’; ‘Oorsprong van de Graalkoningen’, ‘Ring Lords’ en ‘De erfenis van Maria Magdalena’. Laten we eens enkele van deze bronnen onderzoeken.
Geheime genootschappen
Sauniëre, één van de hoofdpersonen in Browns boek, is bewust vernoemd naar de geheimzinnige hoofdpersoon in de affaire rond de gebeurtenissen van Rennes-le-Château, waar het onderzoek van bovengenoemde schrijvers Henry Lincoln c.s. mee begon. Het onderzoek kreeg zijn ontknoping in hun tweede boek ‘De Messiaanse erfenis’ door de ontmaskering van Pierre Plantard, het brein achter ‘Les dossiers secrets’ in de nationale bibliotheek van Parijs. Dat het hier gaat om meer dan een onschuldig onderzoek van journalisten, blijkt uit de strekking van hun boeken. Op basis van de ene na de andere aanname, komen zij op het spoor van esoterische leringen en geheime genootschappen die voor een belangrijk deel de loop van de westerse geschiedenis bepaald zouden hebben: de Priorij van Sion, de Tempeliers, Rozenkruisers, de Royal Society van Francis Bacon en de Vrijmetselarij.
Brown ontleent zijn negatieve blik op de Bijbel en het uitgesproken vertekend beeld van Jezus aan zowel ‘Heilig Bloed, Heilige Graal’ van Henri Lincoln c.s. en ‘Het Geheime Boek der Grootmeesters’. Jezus is daarin Messias, noch eenvoudig timmerman, maar een welgestelde en ervaren religieuze leraar die erop gebrand is de troon van Koning David te herwinnen. Jezus’ geloofwaardigheid wordt in deze bronnen vergroot door zijn relatie met de rijke Magdalena, bij wie het koninklijk bloed van Benjamin door de aderen stroomt.
Inmiddels is Henry Lincoln, gelet op zijn getuigenis in de DVD ‘Secrets of the Code’, trouwens terughoudender geworden. Hij verklaart hoe zij de geschiedenis van de Merovingen maar verdacht vonden. Vandaaruit kwamen zij op het idee de oorsprong van de Merovingische dynastie te verbinden met de legenden van Maria-sûr-Mer en de daaruit volgende zogenaamde bloedlijn van Jezus en Maria. In het interview zegt Lincoln nadrukkelijk dat het een theorie is zonder een enkel bewijs.
Ook de journalist Jim Marrs uit Amerika deed onderzoek naar allerlei vormen van samenzweringen, complottheorieën en geheime genootschappen waar, achter de schermen, belangrijke beslissingen werden genomen. Hij vatte al deze verbanden samen in zijn boek ‘Regeren vanuit het duister’. En naar aanleiding van jarenlang onderzoek was het vooral Michael Baigent die de hypothese van de Jezus-bloedlijn verdedigde.
Leonardo da Vinci’s androgynie in zijn schilderijen
Picknett en Prince hebben Dan Brown beschuldigd van plagiaat, omdat hij zich voor zijn interpretatie van Leonardo da Vinci’s schilderijen volledig door hen laat leiden. Ze zeggen dat Dan Brown hun onderzoek niet goed heeft begrepen. Prince stelt dat, “het vaststaat dat het ons altijd vertelde verhaal niet klopt”. Uit Da Vinci’s geschriften zou blijken dat Leonardo geen christen is en via allerlei grappen de kerk graag in het ootje nam. Maar dat ‘de geliefde discipel’ (Johannes) er feminien uitziet, wil nog niet zeggen dat Leonardo daarmee een verband met Maria van Magdalena wilde leggen.
Wel had Da Vinci iets met androgynie (tweeslachtelijkheid). Zo schijnen de gelaatstrekken van de Mona Lisa precies overeen te komen met die van Leonardo zelf. Kunstenaars vonden het tijdens de Renaissance niet zo belangrijk veel onderscheid tussen de seksen te maken. Binnen aristocratische milieus gold in die tijd een androgyn getint uiterlijk als een (goddeloos) schoonheidsideaal: zowel mannen als vrouwen moesten gracieus en waardig zijn en aandacht aan hun uiterlijk besteden.
Picknett en Prince vroegen zich ook af of Jezus mogelijk een volgeling is geweest van een Egyptische godsdienst. Daarin komt de verering van Isis en Osiris naar voren. De gelijkheid van man en vrouw was indertijd een belangrijk onderdeel van deze Egyptische godsdienst. Ook Dan Brown lijkt dit te insinueren in zijn De Da Vinci Code. Als Jezus een priester was in een Egyptische cultus, dan speelde hij waarschijnlijk de rol van Osiris, Maria Magdalena de rol van Isis en Judas de rol van Seth, die Osiris zou vermoorden. De dood van Osiris werd jaarlijks in Egypte tijdens een festival nagespeeld, waardoor de vraag kan opkomen of de kruisiging ook niet een theaterstuk was.
Maria Magdalena en/als de verloren graal
Nog een bron van de Da Vinci Code. Het boek van Margaret Starbird begint met de Franse legende dat Maria Magdalena de graal naar Frankrijk zou hebben gebracht. (Nog heden-ten-dage wordt door een groep zigeuners ieder jaar in Saintes-Maries-de-la-Mer in de Provence de aankomst per bark gevierd van Lazarus, Martha, Maria Magdalena en haar dochter Sarah.) De graal was in dit boek geen materieel ding, maar de ‘verloren bruid’. Om dit aannemelijk te maken wandelt de schrijfster door de Middeleeuwen, waar de aandacht sterk gericht was op de kruistochten en de daaruit voortvloeiende orde van de Tempeliers. Verder speelden in die tijd de Katharen, de troubadours, de populaire cultus van de Moeder Maagd, de Vrijmetselarij en de kabbalistische opvatting van de vrouwelijke wederhelft van Jahweh – de Shekinah Matronit – een rol.
De queeste naar de graal symboliseert volgens Margaret Starbird de zoektocht naar de verloren bruid van Christus: Maria Magdalena. Verloren omdat ze, net als het vrouwelijke aspect, uit de kerkelijke geschiedenis is geschrapt. Ze laat zien hoe Maria Magdalena via codes in schilderijen en beeldhouwwerken te ontdekken valt (oftewel: de Graal te vinden is). Zij is ook degene die verbanden legt met de Tarot en de oorspronkelijke betekenissen van die kaarten, die van hetzelfde geheimenis zouden getuigen dat Maria Magdalena getrouwd was met Jezus van Nazareth. Net als Brown ontleent zij deze gedachte zelf ook aan het boek ‘Heilig Bloed, Heilige Graal’.
De vrouw met de albasten kruik
Het gaat nog verder. Het evangelie van Johannes spreekt over een vrouw die Jezus zalft te Bethanië. Het gaat daar over Maria, de zus van Lazarus, die kort daarvoor uit de doden opgewekt werd door Jezus. Margaret Starbird vermoedt dat dit Maria Magdalena is, hoewel de toevoeging ‘Magdalena’ ontbreekt. (De Maria die Jezus begeleidt naar Golgotha en in de vroege ochtend van Pasen naar het leeg aangetroffen graf van Jezus gaat, krijgt in de Bijbel – ter onderscheiding – wel de aanduiding ‘van Magdala’.) De zalving in Bethanië was volgens Starbird niet zomaar een vrome daad van een willekeurige vrouw, maar een opvoering van riten uit de heersende vruchtbaarheidscultus van het oude Oosten. Door het zalven van Jezus’ hoofd met kostbare nardus voerde de vrouw een handeling uit die identiek was aan de huwelijksrite van ‘hiëros gamos’, de rite van het zalven van de gekozen bruidegom of koning door de koninklijke vertegenwoordiger van de ‘Grote Godin’!
Maria Magdalena in de gnostische evangeliën en in de Bijbel
Esther de Boer geeft een aardig beeld van hoe de Bijbelse Maria Magdalena in de loop der eeuwen werd vervormd van ‘de eerste getuige van de opstanding’, tot ‘de grote zondares’, de hoer die zich dankzij Jezus van haar seksuele leven afkeerde om een leven van gebed en aanbidding te leiden. Volgens Margaret Starbird is Maria Magdalena de ‘apostel der apostelen’, niet alleen omdat zij als eerste een ontmoeting had met de opgestane Heer, maar ook omdat zij als Jezus’ koninklijke bruid symbool staat voor de heilige eenheid in het christelijk geloof. Evenals Brown citeert zij uit de gnostische evangeliën van Filippus en Maria Magdalena. Deze ‘evangeliën’ geven aan dat ze Jezus heel na kwam, ja, dat zij de vrouw was die het licht zag toen alle andere leerlingen nog in het duister tastten. Ook in het gnostische evangelie van Thomas behoorde ze tot de intimi van Jezus.
Hoe fascinerend deze teksten ook mogen zijn, wat zij niet leren is dat Maria de vrouw van Jezus was, noch dat Maria de moeder was van een kind van Jezus, noch dat Maria de kerk zou moeten leiden!
Dan Brown en het heilig vrouwelijke
Op een verbazingwekkende manier claimt Brown dat de Joden in de tempel van Salomo, Jahweh, en zijn vrouwelijke evenknie Shekinah, vereerden door middel van diensten van heilige prostituees. Waarschijnlijk is dit een verdraaide versie van de vastgestelde corruptie in de tempel na Salomo.
Brown zegt ook dat het tetragram (vier letters) ‘JHWH’ staat voor “een androgyne lichamelijke vereniging van het mannelijke ‘Jah’ en de voor-Hebreeuwse naam voor Eva, ‘Havah’ “. Maar zoals iedere eerstejaarsstudent Bijbelwetenschap kan vertellen, is Jehovah een 16e eeuwse weergave van Jahweh, waar de klinkers van het woord ‘Adonai’ (Heer) worden gebruikt. Feit is dat er geen sprake was van godinnen die de pre-christelijke wereld domineerden (trouwens ook niet in de religies van Rome, Egypte of de Semitische landen).
In Dan Browns’ ogen is het ergste van alles het feit dat de plezier-, seks- en vrouw-hatende kerk, de godinnenverering heeft onderdrukt en het heilige vrouwelijke heeft uitgebannen. Hij beweert dat in het pre-christelijke heidendom de godinnenverering juist overal domineerde. Brown voert dus een pleidooi voor een herwaardering van de vrouw en haar seksualiteit die door een complot van de kerk onder keizer Constantijn ten onrechte in een kwaad daglicht zou zijn gesteld. Leonardo da Vinci zou volgens een interpretatie van zijn schilderij ‘Het Laatste Avondmaal’ van dit huwelijk en deze symboliek hebben geweten. Het zou niet Johannes, maar Maria Magdalena zijn, die naast Jezus zit. Hij gaat dus nog een stapje verder dan de feministische theologen bij de herwaardering van Maria Magdalena, door te stellen dat Jezus getrouwd was met Maria Magdalena.
Om zijn punt te staven en te onderbouwen, moet hij de geschiedenis geweld aandoen. Dit doet hij door twijfel te zaaien over ons verstaan daarvan. Is het, nog steeds volgens Brown, niet verwonderlijk dat door deze rigide houding van de Rooms-katholieke kerk er allerlei geheime genootschappen ontstonden? Zouden deze vanaf de herontdekking van de Hermetica een soort rode lijn in de westerse geschiedenis laten zien, die kan gelden als een alternatieve geschiedenis?
Blijft de vraag hoe we als man en vrouw complementair zijn. God schiep de mens immers niet als man én vrouw? Behalve de vraag naar de ware oorsprong van het evangelie, zal dat een van de belangrijkste vragen zijn waar de kerk mee te maken krijgt. Zo zegt Stefan van Wersch: “Het zal voor de kerk niet eenvoudig zijn om zich tegen deze golf van androgyn-gnostische spiritualiteit te weren en de eigen ideeën over de ongelijkheid maar gelijkwaardigheid tussen man en vrouw goed over te brengen”. In het post-feministisch tijdperk wordt de gedachte van de androgyne mens ter discussie gesteld. Immers, als wetenschappelijk onderzoek aantoont dat de verschillen tussen man en vrouw structureel zijn, verliest het speuren naar androgynie zijn zin.
Sir Laurence Gardner
Bij de genealoog Sir Laurence Gardner gaat het om het vinden van de rechtmatige opvolgers van de Graalkoningen, die over gaven beschikken die nodig zijn voor het leiden van de volken naar het Messiaanse rijk. Zijn betoog is gebaseerd op dubieuze en sterk vooringenomen bronnen. Hypothese stapelt zich op hypothese, zonder enig bewijs. Maar waar komen zijn inspiratie en geestdrift vandaan? Wel, van niets minder dan het Hof en de Orde van de Draak, voor het eerst gevestigd in Egypte omstreeks 2170 voor Christus en zogenaamd door Salomo herschapen tot het project van de koninklijke tempel, wat leidde tot wat wel de oorsprong van de Rozenkruisers genoemd wordt. En zo belanden we bij de Ordo Draconis in een tijdsperiode waarover Tracy Twyman in ‘The Da Vinci Code Hype: An Arcadian Zeitgeist’ erg lyrisch is: de vervulling van een langverwachte geestelijke wereldorde, die ons juist des te waakzamer moet maken. Haar hoopvolle verwachting zou ons moeten alarmeren om niet opnieuw met een holocaust van geestelijke terreur geconfronteerd te worden. Zij beschrijft wat er op de achtergrond gebeurt en waar wij voor moeten waken.
Conclusie
In de bestseller ‘De Da Vinci Code’ wordt een heidense en mythische Christus gepresenteerd. Ook de vurige en oprechte navolgster van Jezus, Maria Magdalena, wordt totaal vals voorgesteld. Zij waren niet getrouwd en ze is ook niet de bron van een heilige Graal, waar men naar op zoek was. In de Bijbel zegt Jezus van Zichzelf “Ik ben de weg, waarheid en het leven” (Joh. 14:6). Hij is totaal anders als in Dan Browns boek. Het ‘ware geheim’ ligt niet in een of andere fysieke bloedlijn of in een of andere Graal, maar in een persoonlijke relatie met de Opgestane Jezus Christus en de ontmoeting met de komende Heer, de hemelse Bruidegom! Dat openbaart ons de Bijbel, dat richtsnoer moeten we vasthouden, niet de sprookjes in occulte bronnen en de gnostische ‘evangeliën’.