Rubriek | Evangelie en dwaalleer |
Titel | De Koninklijke Weg. Over het afhankelijke leven van priester Frans Horsthuis – ‘loslaten en ontvangen’ |
Lezing door | Stef Looijen |
Plaats, datum | Amersfoort, 6 november 2021 |
Korte inhoud | Het leven van Frans Horsthuis (1921-2018). Het leven van Franciscus van Assisi. Hun overeenkomsten en hun visie, onder andere op de toekomstige kerk. |
Trefwoorden | Evangelie, loslaten, ontvangen, overgave, vertrouwen, Frans Horsthuis, Franciscus van Assisi, Neerleiding |
Bronnen | Frans Horsthuis ‘De Koninklijke Weg’, ‘Wij willen Jezus zien’ en ‘Zie uw Koning komt’; ‘Franciscus van Assisi’, Wikipedia; dekoninklijkeweg.nl; Bijbel |
Over het afhankelijke leven van priester Frans Horsthuis
‘loslaten en ontvangen’
Inleiding
In een tijd waarin het steeds meer om onszelf draait en zelfliefde en zelfontplooiing centraal staan, willen we als tegengeluid het leven van Frans Horsthuis (1921-2018) voor het voetlicht brengen. Een man die al zijn materiële bezittingen opgaf en volledig in vertrouwen in en op aanwijzingen van de Here Jezus zijn leven leefde.
Zijn levenshouding lijkt een beetje op het leven van de beroemde Franciscus van Assisi (1182-1226). Aan het eind van Frans zijn leven, schreef hij nog een aantal prachtige boeken, waarin hij het leven en werken van de Here Jezus op een unieke wijze beschreef en waarin hij ook een profetische visie voor de Europese kerk neerlegde.
‘Jezus alleen’
In leven en werken van Frans Horsthuis gold maar één thema: Jezus. Alleen Jezus. Frans had besloten: niets anders te weten dan Jezus Christus en Die gekruisigd (1 Kor.2:2). Het was zijn enige uitgangspunt en de kern van zijn leven. Frans Horsthuis: “Het is het enig houdbare fundament voor iedere individuele mens en voor elke kerk die zich christen of christelijk noemt. Voor de hele christenheid is er maar één toekomst, en wel gebouwd op een persoonlijke en bewuste keuze voor Jezus Christus. Geen andere kennis dus. Geen ander evangelie, geen nieuwe wet, geen andere missie en geen andere waarheid”.
Het leven van Frans Horsthuis in vogelvlucht
Frans Horsthuis is geboren in 1921. Hij werd tot priester gewijd en zat gedurende de Tweede Wereldoorlog in een vrij afgezonderd seminarie, zodat hij daar niet zoveel van meemaakte. Daarna was hij werkzaam in een parochie, tot hij tijdens een reis naar Israël op de Olijfberg in 1968 een duidelijke roeping van de Here Jezus ontving.
Die roeping maakte dat hij steeds meer wereldse zaken losliet en zijn leven meer en meer in handen van de Here Jezus legde. Hij deed afstand van eerst zijn huis, toen zijn auto, toen zijn fiets en eigenlijk alles, om alleen met Jezus door heel Europa te trekken. In volkomen afhankelijkheid van God. Geldelijke giften wilde hij niet, maar hij had nooit gebrek en ging, zoals hij het zelf noemde, ‘De Koninklijke Weg’.
Gedurende zijn leven werd Frans steeds gevoeliger voor de Stem van Jezus. Net als Jezus dat was voor de Stem van Zijn Vader. Doordat hij al het aardse en het vertrouwen in eigen kunnen steeds meer losliet en zich meer en meer overgaf aan de voorzienigheid en de liefde van Jezus, ontwikkelde Frans een hechte, liefdevolle vriendschap met Jezus. De vele uren van stilte en het zoeken van de nabijheid van Jezus, maakte dat Frans meer en meer gesprekken met Jezus voerde, zoals je dat met een vriend doet. Frans stelde (lastige) vragen en hij kreeg verrassende antwoorden, die ons vaak totaal op het verkeerde been zetten.
‘Neerleiding’
Zo volgde Frans veertig jaar zijn vriend Jezus. Aan het einde van zijn leven, hij was toen al boven de negentig jaar, schreef hij zijn avonturen en tweegesprekken met Jezus op. Hierdoor ontstonden een aantal ‘pareltjes’ (zie bijlagen), vol met Jezus’ wijsheid en liefde. Kern was altijd dat Jezus een steeds grotere plaats bij hem: “Wij moeten minder worden en Hij moet meer worden”.
Frans had het altijd over ‘neerleiding’ in plaats van ‘opleiding’. Hij schreef: “Wordt aan ons niet vaak aanbevolen, onze eigen identiteit te zoeken en onszelf waar te maken? Jezus ging juist de omgekeerde weg. Met zichzelf was Hij nooit bezig, maar met Zijn Vader. Een mens wordt pas zichzelf als hij, vrijgekomen van zichzelf, tot echte relatie kan komen”. ‘Wie zijn eigen leven verliest, die vindt het juist’, is zijn levensregel. Omdat Jezus niet zichzelf, maar zijn Vader zoekt, verheerlijkt de Vader zijn Zoon, zoals Jezus dat zelf uitdrukt. “Jezus laat ons de Vader zien, de Vader laat aan Jezus en aan anderen zien wie Deze is. Jezus’ zelfbewustzijn is zonder enig spoor van egoïsme. En zo gedraagt Hij zich ook: volwassen, als een volkomen vrije mens”, aldus Frans.
De houding van een kind
In zijn interpretatie van ‘arm van geest zijn’, uit de Bergrede van Jezus, schrijft Frans: “Je kunt, op een dieper niveau, ook arm van geest zijn. Dat slaat niet op zogenaamde ‘simpele zielen’, zoals men wel zegt, maar het is de mentaliteit van Jezus zelf, waardoor Hij leeg was van zichzelf, waardoor Hij zo leeg was van Zichzelf, dat Hij elk ogenblik totaal beschikbaar was voor Zijn Vader. Hij putte niet uit eigen Goddelijke kennis en alwetendheid en evenmin maakte Hij gebruik van goddelijke almacht. Zelf bracht Jezus het zo onder woorden: Ik doe niets uit Mezelf. De Mensenzoon kan – vrijwillig – niets uit zichzelf doen of Hij moet het eerst zijn Vader zien doen (Joh.5:19). Het is de houding van kind, dat moeder op de vingers kijkt, hoe deze een veter dichtknoopt. … Zo keerde Hij naar Galilea terug, met lege handen: zonder voorbereide preken of geleerde onderwerpen. Maar Zijn hart boordevol van Gods Geest: van liefde, barmhartigheid en geduld, eindeloos vergevend en trouw (Ex.34:6).
Frans gaat verder: “Jezus verstaat hier onder bekering niet: je zonden belijden en bestrijden, om gave mensen te worden. Nee, zulke gave mensen heeft Hij niet nodig, maar wel mensen, die totaal anders hebben leren denken. Om niet vóóruit te streven, maar achteruit. Om niet jezelf te zoeken, maar juist te verliezen, uit liefde. Wie daarin het verste komt, díe is de grootste. De weg omlaag en niet omhoog, dat was steeds de houding van Jezus zelf geweest. Daarin was Hij groot. Maar de leerlingen zouden nog door diepten heen moeten gaan, om diezelfde houding te krijgen. Op deze kern van zijn boodschap en van het hele christendom gaat Hij hen nu voorbereiden”.
Franciscus van Assisi
Bij het leven van Frans Horsthuis, die 97 jaar werd, worden vaak parallellen getrokken met het leven van Franciscus van Assisi, ondanks dat die maar 44 jaar oud is geworden.
Franciscus werd geboren in Assisi, Italië in 1182. Hij kwam uit een welgesteld gezin en leefde het goede leven met vele feestmalen. Maar hij werd op twintigjarige leeftijd krijgsgevangen genomen na een veldslag met een naburige stad. Toen hij na een jaar vrijkwam, werd hij lange tijd ernstig ziek. Toen hij weer aan de beterende hand was, werd Franciscus getroffen door het leed van de melaatsen, die in zijn tijd volledig uit de samenleving werden verstoten. Franciscus werd steeds ontevredener over de leegheid van zijn leven en hij bekeerde zich tot een leven van armoede, gebed en dienstbaarheid aan de armen.
Roeping
Zoals Frans Horsthuis zijn roeping op de Olijfberg ontving, zo kreeg Franciscus van Assisi in 1205 een visioen en roeping van Jezus: “Franciscus, ga en herstel Mijn huis”. Vervolgens trok Franciscus zich als een kluizenaar terug in de eenzaamheid en wijdde zich aan de melaatsen, het herstellen van kerkjes en aan het gebed. Zelf wilde hij de allerarmste zijn. Hij bedelde zijn dagelijks voedsel bij elkaar, daarvan delend met anderen die nog minder hadden dan hij. Dit, ondanks verwoede pogingen van zijn vader om hem terug te laten keren naar een werelds leven.
Volledige overgave
Net zoals Frans, baseerde ook Franciscus zijn volledige toewijding aan God op de Bijbel. Uitspraken van Jezus die Franciscus inspireerden, waren: Als je dat wilt, volmaakt zijn, ga heen, verkoop al je eigendom en geef het aan de armen en je zult een schat in de hemelen hebben. Kom dan hierheen en volg Mij (Math.19:21), en: Hij zegt tot hen: neemt niets mee voor onderweg, geen staf, geen reiszak, geen brood en geen geld, en ook moet u geen twee hemden hebben (Luc.9:3), en: Als iemand dat echt wil, achter mij aan komen, moet hij zichzelf verloochenen en zijn kruis dragen, en zó mij volgen (Math.16:24).
Geen discussie
Het is mooi om te zien hoe de parallellen tussen Frans en Franciscus ook hun denken betrof. Zo was een belangrijke regel van Franciscus in de omgang met andersdenkenden en andersgelovigen, dat hij woordenstrijd afwees. Ook Frans, in navolging van Jezus, benadrukte om geen discussies aan te gaan rond triviale aspecten. Beiden leefden daarentegen een leven van armoede, dienstbaarheid en geweldloosheid. Dus zelfs zonder het ‘wapen’ van het woord.
Frans baseerde zich bij deze zienswijze – zoals bij alles – op Jezus, toen hij schreef: “De discipelen moesten zich niet tot twistgesprekken laten uitlokken, noch het vriendelijk en tolerant op een akkoordje gooien, maar, net als Jezus zelf, eenvoudig verdergaan. Dat ‘stof-afschudden’ betekent: ‘Hier gaan onze wegen uiteen’, waarna men rustig verdergaat. Want de boodschap van Gods koninkrijk is geen humaan, medemenselijk verhaal. Het is een zwaard dat verdeeldheid brengt. Zelfs binnen families. Er is bij Jezus een wezenlijk verschil tussen het gemoedelijke, mensvriendelijke contact dat vaak aangeprezen wordt en de werkelijke liefde, die het beste met iemand voorheeft. Maar zonder mooipraterij.”
Dieren en natuur
Natuurlijk zijn de levens van Frans en Franciscus ook verschillend. Zo is Franciscus van Assisi vooral ook beroemd geworden om zijn liefde voor de natuur en zijn bijzondere relatie met dieren. Franciscus vond de natuur een prachtige weergave van hoe de Schepper voor de mens wil zijn. Hoe het de mens draagt en in leven houdt (door de afwisseling in het weer). Hij sprak de natuurelementen en dieren met broeder en zuster aan, dus ‘broeder zon’, ‘zuster maan’, ‘broeder wind’, ‘zuster water’, ‘broeder vuur’, ‘zuster aarde’ en ‘broeder wolf’. Hij zou met dieren hebben gepraat en die zouden ook naar hem luisteren en door hem zijn getemd. Volgens de overlevering hield Franciscus ooit een preek voor de dieren. Daarom vieren we sinds 1929 onze huidige (Wereld)dierendag nog steeds op 4 oktober, op de feestdag van Franciscus van Assisi.
Stigmata
Nog een verschil is dat Franciscus van Assisi op 24 september 1224, tijdens een gebedsmeditatie in La Verna in Italië, de ‘stigmata’ of ‘kruiswonden’ in handen, voeten en zijde zou hebben ontvangen. Stigmata zijn rode plekken, zweren of al dan niet bloedende wonden die optreden bij Christelijke gelovigen op de plaatsen van de wonden die volgens de Bijbel werden toegebracht aan het lichaam van Jezus voor en tijdens zijn kruisiging.
Naast Franciscus zijn er door de eeuwen heen meer dan 500 meldingen van gevallen waarbij mensen stigmata kregen aan handen en/of voeten, van de zijdewond (door de lans van de Romeinse soldaat) en van de hoofdwonden ten gevolge van de doornenkroon. Sommigen denken dat gevallen van stigmata duiden op een wonder, terwijl ook gevallen van oplichterij bekend zijn. Volgens de christelijke theoloog Ivan Illich is het fenomeen van de stigmata écht, en ontstaan door: “Compassie met Christus. Het geloof is zo sterk en diep ingeworteld dat de gelovige de intense pijn van de kruisiging zelf ervaart. Stigmatisatie doet zich voor bij iemand die exceptioneel sterk gelooft en een immense drang heeft zich te identificeren met het lijden van Christus”. Sinds 1962 wordt ‘het feest van de stigmata van Sint-Franciscus’ gevierd op 17 september (bron: Wikipedia).
Boeken
Zowel Frans als Franciscus schreven beiden aan het einde van hun leven nog boeken. Zo schreef Franciscus een lofzang op de natuur waarin hij ‘de dingen van de hemel’ bezingt. Frans Horsthuis heeft in de laatste zeven jaar van zijn leven zijn gedachtengoed uitgewerkt in een aantal prachtige boeken, waaronder ‘De koninklijke weg’, ‘Wij willen Jezus zien’, ‘Zie uw Koning komt’ en ‘Het Onze Vader’. Ook schreef Frans een aantal kleinere publicaties, als ‘De winter is voorbij’, ‘Heer waar woont U?’, ‘Ik zal Zelf Mijn schapen wijden’, en ‘Blijf in Mij en Ik in U’.
Visie voor de kerk
Frans Horsthuis heeft ook een visie op de toekomst van de kerk van Europa ontwikkeld, of beter gezegd, doorgegeven. Hij schreef: “Wat zonde, ja zonde, dat we zo gewichtig doen en machtsblokken van kerken bouwen, met stellingen, theologische stellingen, waarachter we ons verschansen en elkaar bestoken. Geen wonder, dat onze Vader van tijd tot tijd bij die ruziemakende kinderen alles ineens als een kaartenhuis in elkaar laat vallen en fris en vrolijk met iets nieuws gaat beginnen. Daar is Hij nu mee bezig.“
Frans schreef dat Jezus hem ’s nachts eens wekte (gebeurt u dat ook wel eens?). Jezus zei tegen Frans de volgende boodschap op te schrijven: “Er moeten reizende ambassadeurs komen. Dat moet een normaal verschijnsel worden bij Christenen van allerlei groepen en kerken. Om vruchtbare contacten uit te wisselen. Dat is een betere zorg voor de eenheid van geloof dan een leergezag of synode die alles angstvallig in het oog houdt. Er zal een meer dynamische kerk komen, beweeglijker (‘agile’) en niet in machtsblokken verdeeld. Een kerk die meer allerlei gestaltes kan aannemen naargelang de situatie, zoals Ikzelf na mijn opstanding in velerlei gestaltes verscheen. Liefde is mobiel en soepel, verstand is hard en scherp. Zo wil Ik het hebben, want Ik zit niet op een troon, maar reis mijn koninkrijk door.”
Bewegingen
Hoewel Franciscus van Assisi geen geestelijke was, begon hij te prediken en verzamelde al vrij snel een aangroeiende groep getrouwen om zich heen. Franciscus hechtte grote waarde aan het behoren tot een groep gelijkgezinde gezellen, een broederschap, waarin men in elkaars noden en behoeften kan voorzien. In 1209 stichtte hij een nieuwe kloosterorde met deze getrouwen, die leefde volgens de regels die Franciscus opstelde. Zo is de Franciscaanse beweging begonnen. Na de dood van Franciscus van Assisi zijn meerdere bewegingen ontstaan. De ‘Orde van de Franciscanen’ had binnen een jaar 11 volgelingen en 5.000 in 1221. Twee jaar na zijn dood werd Franciscus in 1228 door de toenmalige paus heilig verklaard. Ook werd de Sint-Franciscusbasiliek gebouwd boven zijn graf. Rond 1274 waren er zo’n 35.000 volgelingen en omstreeks het midden van de dertiende eeuw waren er wereldwijd zo’n 1.400 Franciscaner kloosters.
Het is nu negen eeuwen geleden dat Franciscus stierf en nog maar 3 jaar geleden dat Frans stierf. Er is dan ook nog niet echt sprake van een ‘beweging’ rond Frans Horsthuis. Wel is er al een groep enthousiastelingen met contacten in Nederland, Duitsland en nog enkele landen. Er is een podcast en een documentaire in de maak en de boeken van Frans Horsthuis zijn (gratis) te verkrijgen via hun website www.dekoninklijkeweg.nl. Ook worden er nog nieuwe uitgaves verwacht via Gideon Uitgeverij.
Conclusie
In een tijd als de huidige – als in de dagen van Noach – waarin de mensen vol van zichzelf zijn, vol zelfliefde in plaats van zelfopoffering, is het goed het leven en werk van Frans Horsthuis eens te bezien. We zagen zijn vriendschap met Jezus en zijn voortdurende tweegesprek met Hem, zoals neergelegd in zijn unieke boeken en uitspraken (zie bijlagen). Met Franciscus had Frans gemeen dat de Heer voorziet, terwijl ze zelf steeds kleiner werden. Ze rekenden beiden af met de afgoderij van geld, macht en religie.
De boodschap van Franciscus van eenvoud, liefde voor de natuur en de meest nederige medeschepselen, zoals de mussen en de melaatsen, spreekt sinds Franciscus’ eigen dagen veel gelovige katholieken en protestanten aan. Daarom is hij een populaire heilige gebleven en is Franciscus nog steeds een van de meest voorkomende doopnamen. In 2013 nam zelfs voor het eerst een paus de naam ‘Franciscus’ aan, die daarmee de verwachting wekte zich te zullen inzetten voor de armen en de eenvoudigen.
Zo ver is het bij Frans (nog) niet, maar dat zou hij ook niet willen. Hij wilde immers ‘kleiner worden’, niet groter. Maar we kunnen zoveel leren van Frans en zijn radicale overgave aan Jezus. Een leven dat in het teken stond van navolging. Jezus had de volledige Leiding in handen. Het was zo karakteristiek voor Frans toen hij schreef: “Voor ons mensen verloopt het leven volgens onze kalender en onze schema’s. Daarom zegt Jezus: ‘Jullie tijd is het altijd’. Wij beschikken zelf over onze tijd. Gods’ Plan bevat ook tijden die niet volgens onze kalender verlopen. Jezus liet zijn leven verlopen volgens het plan en ritme van Zijn Vader. Of het Hem gelegen kwam of niet. Deze levensstijl van Jezus beschouwen we gewoonlijk als een uitzondering in vergelijking met ons normale leven, maar Jezus heeft het juist als voorbeeld voor ons voorgeleefd.” En Frans leefde dat zo ook voor.
Telkens bleek uit het leven van Frans, dat wat Jezus Zijn leerlingen al in de Bergrede als grondwet had voorgehouden: Wie éérst Gods koninkrijk zoekt, krijgt al het andere van onze Vader op de koop toe. Daarom drukte Frans ons telkens weer op het hart: “Wees niet bezorgd, zoals de mensen van de wereld. Onze Vader weet wat je nodig hebt. Zoek eerst Zijn koningschap. En dan, maar ook alléén dan, wordt het overige, je hele levensonderhoud, je als een cadeau geschonken. Vanuit onze wereld klinkt dat misschien absurd. Daar wil men het leven vast in handen houden. Maar in de wereld waaruit Jezus leefde, gelden heel andere regels en wetten, namelijk de wet van Gods Vaderzorg. Maar met die hemelse wetten is het zo gesteld dat ze pas beginnen te werken, zo gauw je het gaat doen en geen minuut eerder.”
Vriendschap met Jezus
Frans was opvallend mild voor de zonde en het zondebesef, zoals zoveel heiligen die zelf in opperste gehoorzaamheid leven. Frans had als stelregel: ‘Jezus zoekt geen zondeloze mensen, maar Hij zoekt vrienden!’ En dat wilde hij ook voor Jezus zijn. Hij schreef naar aanleiding van, Zie daar het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt, zijn commentaar: “Zou Jezus dat ook voor mij willen doen? Zou ik dat gesleutel aan mezelf voorgoed mogen loslaten? Was dat niet te gemakkelijk? Te goedkoop? Maar het stond er toch? Uitsluitend mijn relatie met Christus! Wat zou dat mijn leven kunnen vereenvoudigen! Ik was er nog lang niet mee klaar, maar het was wel zwaar geschut dat de Heer nu in stelling bracht tegen de motivatie van mijn voorgaande leven. ‘Heer, van nu af aan maak ik geen enkel goed voornemen meer, mijn leven te verbeteren. Ik vecht niet langer tegen mijn zonden. Het is toch boter aan de galg, ik verander er toch niet door. U neemt de zonden weg. Tot nu toe probeerde ik dat zelf, maar ik doe dat niet langer. Als U mij anders wilt hebben dan moet U mij maar veranderen. U accepteert mij zoals ik ben en dat wil ikzelf ook doen. Van nu af aan wil ik al die verspilde energie uitsluitend gaan gebruiken om de vriendschap met U op te bouwen’.“
Frans Horsthuis streefde voor alles naar vriendschap met Jezus. Meer dan ooit snakt deze wereld naar deze boodschap van hoop, onvoorwaardelijke liefde en genade. Is dát niet onze Bijbelse opdracht? Frans: “Ik vraag me af hoe social media en de evangelische kerk eruit zouden zien als we samen met Paulus zouden besluiten om alléén die kennis over te brengen van Jezus Christus en Die gekruisigd.”
In bijlage 1 hieronder vindt u 19 citaten uit de boeken van Frans Horsthuis. Pareltjes. Prachtige en – ook voor een christen – unieke uitspraken.
In bijlage 2 de bekende geschiedenis van Zacheüs, maar dan op z’n Frans (Horsthuis) verteld.
Bijlage 1: 19 citaten van Frans Horsthuis:
- “In Jezus’ leven zie je nooit, dat Hij achter boze geesten aan zit, om ze uit te drijven. Bij sommige christenen krijg je die indruk wel eens. Maar Jezus is geen fanaticus, die vecht tégen iets of iemand. Hij brengt eenvoudig de blijde tijding en als Hij daarbij wordt gehinderd door tegenstanders of boze machten – want de macht der duisternis geeft zich bloot, zodra Gods Geest vaardig wordt – dan reageert Hij daarop en blijkt zijn overwicht.”;
- “Eerst liet de Heer me al mijn eigen menselijke reserves opgebruiken. Misschien duurt het daarom soms zo lang in ons leven, voordat God met ons verder tot zijn doel kan komen.”;
- “Voor mensen met bezit is het volgens Jezus bijna onmogelijk, het hemelse Koningschap te bereiken. Zij maken hun eigen zekerheden. Maar waar Jezus de mensen, en speciaal zijn leerlingen, telkens voor stelt, dat is: Wie zijn leven verliest, die zal het vinden en wie het vast wil houden, die verliest het juist. Jezus weet, dat dit wel een reusachtig levensavontuur is, maar géén gok, geen hachelijke onderneming. Je kunt het niet zelf grijpen, verdienen of ‘maken’. Maar het is een avontuur, waarbij je je in volle vertrouwen in Gods vaderlijke armen werpt. Daarom drukte Jezus zijn leerlingen telkens weer op het hart: Wees niet bezorgd, zoals de mensen van de wereld. Vader weet, wat je nodig hebt. Zoek eerst Zijn Koningschap. En dan, maar ook alleen dan, wordt het overige, je hele levensonderhoud, je als een cadeau geschonken.”;
- “Het werd voor mij een nieuwe ervaring dat er, behalve het fundament van de Bijbel, ook een levende Heer is, die zich tot in de kleinste details persoonlijk voor je interesseert. Ik begon te begrijpen dat Hij graag bij alle dingen van mijn leven betrokken wilde worden en dat ik Hem om concrete aanwijzingen mocht vragen om de richting in mijn leven te vinden. Had de Heer mij niet zelf antwoord gegeven?”;
- “Zo heeft mijn Vader mij vaak door de loop van de omstandigheden de weg gewezen en opende Hij mijn ogen en oren voor Zijn Leiding. Sinds de tijd dat Hij door de doop in de heilige Geest mijn leven ging vullen, kwam het ook steeds vaker voor, dat Hij door de Geest rechtstreeks tot mijn hart begon te spreken, soms met onmiskenbare duidelijkheid, soms zachter. Dit gebeurde bijvoorbeeld toen Hij tegen me zei, dat Hij me nu van mijn roken zou verlossen. Dit hoeft ons helemaal niet zo te bevreemden. Het zou voor een Christen veeleer de gewone gang van zaken moeten zijn. Want als je de Bijbel erop naslaat, dan zijn er werkelijk ontelbare teksten en gebeurtenissen waarin God spreekt. Bij Abraham, Izaäk en Jakob, bij Mozes en Jozua, bij David en de profeten, bij Jezus, Paulus en de andere apostelen. Het blijkt normaal te zijn. Alleen in tijden van verval komt het minder voor. Zo staat er in het verhaal van de kleine Samuël: In die dagen was het woord van de Heer schaars en gezichten waren er maar zelden. Geen goed teken dus. Ook in onze dagen zijn de meesten eraan ontwend, onze geestelijke zintuigen zijn afgestompt. Waardoor? Ik denk door een te autoritaire leiding, te starre structuren, het rationalistische denken, de uitsluitend natuurwetenschappelijke verklaring van de werkelijkheid, of het zweren bij theologische principes. Sinds de Heer me mijn eigen zekerheden uit handen geslagen had, en ik besloten had geen eigen wegen meer te volgen (die de Heer dan maar zou moeten zegenen). Zo begon Hij inderdaad de leiding te nemen, vaak op een verrassende en grandioze manier. Maar het is wel zo, dat op die weg zowel hoogtepunten als dieptepunten elkaar opvolgen, terwijl in het leven van zoveel mensen er alleen maar een grauwe, kleurloze middenweg lijkt te zijn. Het leven met Jezus is niet altijd gemakkelijk, maar het is ongelooflijk boeiend en interessant. En Hij heeft fantasie.”;
- “ ‘Als iemand werkelijk de gemeenschap met Mij zoekt’, zei Jezus me eens, ‘dan moet hij in de stilte gaan. Ik verlang naar het samenzijn en het gesprek met de Mijnen. Velen hebben Mij niet nodig en Ik wacht tevergeefs. Is er dan zo weinig behoefte aan liefde? Is de wereld dan nog niet kil en hard genoeg? Kom toch bij Mij, kinderen, en je zult rust vinden’.”;
- “Een wezenlijk verschil met bijvoorbeeld Transcendente Meditatie (TM) en andere hedendaagse methodieken lijkt me dit: bij Transcendente Meditatie en dergelijke zoekt men leeg te worden van zichzelf en tot rust te komen. Om ergens in de kosmos op te gaan. De weg die de Heer met mij ging, was een geheel andere. Eigenlijk in precies de tegengestelde richting: het was een gericht zoeken – en vinden – van Iemand, van een persoon, Jezus. Die weg leidt tot een ontmoeting, waarbij het menselijke hart zich ten diepste concentreert op Hem, de bron en de vervulling van je hele leven. Het is niet de rust van een ‘opgaan in het heelal’, maar de rust van een diepe relatie met Hem, die de bron is van alle vrede.”;
- “ ‘Om een vriend van Jezus te zijn, moet ik toch proberen een goed mens te zijn?’ Hier ligt een grote vergissing bij vele goedwillende Christenen, dezelfde vergissing waaronder ikzelf jarenlang gebukt was gegaan. Men verwart heiligheid met een goed en nobel karakter. Deze Poolse jonge Christen vertolkte wat veel Christenen menen. Toen heb ik hem gezegd: ‘Houd dit eens als stelregel vast: Jezus zoekt geen zondeloze mensen, maar Hij zoekt vrienden! In het Evangelie zie je allerlei vrienden van Jezus, die helemaal niet zondeloos zijn: Zacheüs, Maria Magdalena, Petrus, Levi, en vele anderen. Ook zie je foutloze mensen die geen vriend van Jezus willen zijn. Veel Farizeeën – dat waren niet allemaal huichelaars – probeerden oprecht foutloos te leven, maar sloten zich niet bij Jezus aan. De rijke jongeman had alle geboden trouw onderhouden – Jezus erkende dat en keek hem liefdevol aan – maar het aanbod tot een nauwere vriendschap wees hij af. Ik vervolgde tot mijn Poolse vriend: ‘Jij mag beide kiezen. Als jij, door trouw alle geboden te onderhouden, een nobel mens wilt worden, dan zal de Heer tevreden over je zijn. Maar je mag ook kiezen: ik wil alleen maar een vriend van Jezus zijn. En daar zal Hij veel blijer om zijn, want zulke mensen heeft Hij niet veel. Hij zal jouw tekorten of deugden wel voor zijn rekening nemen en jou vormen tot wat Hij graag wil. En niet tot wat jij graag wilt. Want achter allerlei christelijk leven en streven zit soms meer menselijk dan goddelijk verlangen. Maar Jezus hunkert naar vriendschap’.”;
- “Jezus is bezig voor Zich een Bruid voor te bereiden die Hem waardig is. Het volgende kan dit verduidelijken. De Bruid ligt niet ter aarde zoals een slaaf, maar staat voor de Bruidegom. Gelijkwaardig. Het is de houding van de Christen die geestelijk tot volwassenheid is gekomen. Die naast Jezus staat om Hem in zijn taak ter zijde te staan en die bij Zijn kus ook Zijn adem, de Heilige Geest, in zich ontvangt. Het is de vurige wens van Jezus dat een mens niet slechts als rouwmoedige zondaar tot Hem blijft komen, maar zich bewust wordt van zijn waardigheid en van zijn taak aan de zijde van de Heer zelf. We groeien naar een kerk die – in dienstbaarheid, ootmoed en liefde, vervuld van de heilige Geest – de plaats naast Jezus gaat innemen en die berekend is voor haar taak in de wereld.”;
- “Een beeld van die volwassen Bruid zien we in Abigaïl, de bruid van David, die zelf weer de voorvader en het beeld van Jezus was. Zij boog zich ter aarde, wierp zich voor Davids voeten en zei: Op mij rust de schuld. Ik had die mannen die u had gestuurd, niet gezien. Neem toch dit geschenk aan en vergeef de overtreding van uw dienstmaagd. Daarmee wist ze David te weerhouden van een wraakoefening. Daarna vraagt David haar tot vrouw en zij buigt zich opnieuw neer en zegt: Uw dienstmaagd wil de slavin zijn, die de voeten wast van de knechten van u, mijn heer. Zo werd zij zijn vrouw. In mijn Bijbel heb ik daarnaast geschreven: ‘Hoe Jezus zich een bruid wint’. Een bruid die past bij het Lam Gods, dat zelf ook de zonden van de wereld op zich neemt. Zoals Abigaïl die van Nabal. Dit is de gezindheid van Jezus’ bruid, van een gemeente of kerk zoals die Jezus voor ogen staat.”;
- “Het werd me steeds duidelijker hoe diepgaand de Heer mijn leven wilde vereenvoudigen. Waar draaide het nu eigenlijk om? Heel scherp ging ik het zo stellen: als ik op mijn sterfbed lig en heel wat in mijn leven heb gepresteerd, een leven boordevol activiteiten, ik ben een bekendheid geweest op sociaal of politiek vlak, in het bedrijfsleven, als kunstenaar of met een hoge kerkelijke rang, maar ik heb geen persoonlijke relatie met Jezus opgebouwd, dan ga ik arm als de mieren de eeuwigheid in. Ik zou niet durven zeggen dat ik verloren was, maar alles wat ik heb opgebouwd, moet ik wel hier achterlaten. Wat baat het een mens, al zou hij de hele wereld winnen? Maar als ik binnenkort op mijn sterfbed lig, en mijn leven heeft niet de moeite waard geleken: lichamelijk of psychisch gehandicapt, een nietsnut of mislukkeling, zelfs een misdadiger… maar door dit alles heen heeft Jezus mij gevonden en ik Hem in een persoonlijke ontmoeting, dan ga ik rijk het eeuwige leven binnen. Dan bezit ik alles.”;
- “Daarop maakte de Heer de opmerking: ‘Wat doet een knecht, die onder werktijd iemand wil wegbrengen?’ ‘Zijn baas vragen’, zei ik. ‘Juist’, was Zijn antwoord. Zelf dacht ik daarbij: als een arbeider onder werktijd op eigen houtje doet wat hij wil, komt hij op straat te staan. Maar wij christenen vinden het ten opzichte van onze Heer normaal, zelf uit te maken hoe wij in Zijn dienst zullen werken. Maar hooi dat de Heer niet op onze vork heeft gelegd, komt niet in de schuur!”;
- “ ‘Veel christenen’, zei Jezus, ‘hebben de mond vol over het kruis. Ze geloven er theoretisch in. Dat is gemakkelijk. Maar praktisch werpen ze het in hun leven ver van zich af. Ook verzekeren de meeste Christenen zich eerst van hun welstand en zijn dan pas bereid Mij te volgen. Dat mishaagt Mij, daar ga Ik niet op in. Eerst moeten ze alles inleveren en dan pas kunnen ze antwoorden en instructies van Mij verwachten’.”;
- “Wie zegt er dat God oud is, met een lange baard? Hij is jong en fris en speels. Creatief in zijn vondsten. Augustinus had dat ook ontdekt toen hij schreef: ‘De Godbeminde wordt elk jaar jonger. Hij gaat van een nieuwe geboorte tot het eeuwige leven tegemoet. Want hij draagt Hem in zich, Die jonger is dan allen’. Onlangs nog verraste Hij me, toen ik aan het preken was. Ik haalde Jezus’ woord aan: Wie zichzelf gering acht als een kind, die is de grootste in het koninkrijk der hemelen. En meteen als een flits in mijn hart: die grootste in de hemel is God zelf immers. Dus als een kind. Zo zullen we in de hemel God heel jeugdig aantreffen. Hij geniet met de eekhorentjes en blaast achter de herfstbladeren aan. Onze Vader blijft eeuwig jong. Wat jammer, dat wij mensen zo oud en verstard raken, verzuren, soms al op dertigjarige leeftijd. Daardoor heeft men het beeld van God misvormd tot dat van een plechtige oude Heer op een heerserstroon. Wat zonde, ja zonde, dat we zo gewichtig doen en machtsblokken van kerken bouwen, met stellingen, theologische stellingen, waarachter we ons verschansen en elkaar bestoken. Geen wonder, dat onze Vader van tijd tot tijd bij die ruziemakende kinderen alles ineens als een kaartenhuis in elkaar laat vallen en fris en vrolijk met iets nieuws gaat beginnen. Daar is Hij nu mee bezig.“;
- “Juist dan, als het gaat om een vraag of verzoek van familie of vrienden, neemt Hij eerst behoedzaam afstand, voordat Hij een beslissing neemt. Want Hij wil helemaal vrij zijn van Zichzelf en van beïnvloeding van zijn medemensen. Zuiver van hart wil Hij zich enkel op zijn Vader afstemmen. Zo ook deze keer: zelfs toen zijn omgeving zei: ‘Het wordt tijd om naar Jeruzalem te gaan’, bleef Jezus waar Hij was. Als drie dagen later zijn Vader laat zien: ‘Nu moet je vertrekken’, dan vertrekt Hij. Geen minuut eerder. Eigenlijk wonderlijk eenvoudig, maar daarom ook zo moeilijk. Door zo op Jezus’ uiterlijke reacties te letten, leren we Zijn ware aard kennen.”;
- “Vriendelijk bemoedigend inspireert Jezus Zijn vrienden ermee dat ze over de grenzen van dit aardse leven de dood heen moeten kijken naar een glorieuze toekomst. Hij bemoedigt hen in vrijheid voort te gaan. En dan herhaalt Hij het nog eens: Vooral niet bang zijn! Durf eenvoudig over Mij te spreken, dan zal Ik aan de engelen in de hemel over jullie vertellen. Gods heilige Geest zal je wel ingeven wat je zeggen moet.”;
- “De vraag van Petrus is voor Jezus weer een dankbare aanleiding om hun een heerlijke toekomst in het vooruitzicht te stellen: Jullie zullen als koningen en rechters de leiding ontvangen over de 12 stammen van Israël. … Ik verzeker jullie dat ditzelfde eveneens geldt voor ieder, die omwille van Mij en omwille van de blijde boodschap zijn familierelaties en zijn bezit opgeeft.”;
- “Zo heeft Jezus ook zelf altijd geleefd. Nooit heeft Hij ingestudeerde preken of lessen opgezegd, maar wat Hij zelf beleefd had, dat gaf Hij spontaan door. Zo kijkt Hij ook de kleine kring van zijn leerlingen rond en bemoedigend zegt Hij: Wees maar niet bang, kleine kudde die jullie zijn. Want voor Mijn Vader is het een vreugde, juist aan jullie het koningschap toe te vertrouwen. Verkoop je bezit en verzamel je een schat in de hemel die waardevast is. Richt daar heel je hart op (Luk.12:32).”
- “Dit alles laat iets doorschemeren van Jezus’ voorstellingswereld. Nu, op zijn laatste reis naar Jeruzalem, denkt Jezus aan Zijn naderende bruiloft. Hij moet, dwars door alle wederwaardigheden en tegenwerking heen, een blijmoedige en optimistische levenskijk bewaard hebben. Waarbij de vreugde overwogen heeft boven de vrees. Voor anderen heeft Jezus geen strenge boodschap gebracht, maar wel heeft Hij mensen die boven de middelmaat willen leven, uitgedaagd tot een gloedvol en inspirerend ideaal. Deze gezindheid van waakzaam en hoopvol uitzien wil Hij aan Zijn leerlingen meegeven.”.
Bijlage 2: Het verhaal van Zacheüs, verteld door Frans Horsthuis
“Daarop trekt Jezus het stadje binnen met de stoet van bedevaartgangers om zich heen, die op weg naar het Paasfeest hun Messiaanse enthousiasme niet onder stoelen of banken steken. ‘Hij trok er doorheen’, schrijft Lukas. In deze laatste halteplaats vóór Jeruzalem wil Jezus overnachten.
Iedereen zou er vereerd mee geweest zijn, hun grote profeet onderdak te geven, maar in het nauwe stadje met de kleine huisjes zou voor Jezus met zijn leerlingen wel niet veel ruimte geweest zijn. Zo trekken ze het stadje weer uit, daar, waar de bebouwing iets ruimer is. Daar woont ook Zacheüs in zijn rijke villa, wat geïsoleerd; de mensen mogen hem niet. Hij is oppertollenaar, dus hij zal wel een heel district onder zijn beheer gehad hebben. Hij inde de tolheffingen van de andere tollenaars, om ze aan de Romeinse overheid af te dragen. Als hij het vereiste bedrag maar afdroeg, was dat de Romeinen voldoende; hoe hij het binnenhaalde, interesseerde hun niet.
Van de voorgeschiedenis van Zacheüs weten we niets, maar we kunnen wel iets vermoeden. Lukas vertelt, dat hij klein van stuk was. Nu zijn mannen, die klein van stuk zijn, soms felle strevers. We zouden ons kunnen voorstellen, dat Zacheüs in zijn jeugd door zijn omgeving vanwege zijn kleine gestalte belachelijk is gemaakt en door kameraadjes gepest en dat hij heeft geprobeerd om zijn minderwaardigheidsgevoelens te compenseren en de schade in te halen door zich ten koste van zijn medemensen te verrijken. Daarvoor heulde hij met de Romeinen en stelde zijn eigen voordeel boven vaderlandsliefde of nationale trots. Zo heeft hij zich omhooggewerkt en is rijk geworden, maar het heeft hem wel de sympathie van zijn omgeving gekost. Gelukkig is hij echter niet. Bitter en eenzaam is hij geworden in zijn leven, omdat hij sinds zijn jeugd tevergeefs gehunkerd had naar wat begrip en warmte. Nu leeft hij geïsoleerd achter een masker van keiharde zakelijkheid.
Via collega’s kan hij gehoord hebben over die nieuwe rabbi, die zelfs met tollenaars omging. En vandaag vangt hij het gerucht op, dat Jezus Jericho passeert. Hij loopt naar de poort van zijn tuin, waar de stoet pelgrims voorbijtrekt op weg naar Jeruzalem. Hij probeert een glimp van de grote profeet op te vangen, maar kan niet over de schouders heen kijken en de voorbijgangers duwen hem achteruit. Dan holt hij voor hen uit, totdat hij in die bekende vijgenboom zit en daar wacht en uitkijkt.
Inmiddels is Jezus Jericho gepasseerd. Van alle kanten dringen de mensen om Hem heen. Iedereen wil Hem zien. Hij is voor velen een bezienswaardigheid geworden. Maar dit is het juist, dit soort populariteit tracht Hij steeds te ontkomen en zoekt iets heel anders. Hij ziet uit naar een echte ontmoeting van hart tot hart, want daarvoor heeft Hij een bijzonder gevoelig zintuig. Zelfs te midden van de menigte speurt Hij daar voortdurend naar.
Dan ontdekt Hij plotseling tussen de bladeren van de vijgenboom een paar net zulke ogen, die ook speuren naar een ontmoeting. Hij herkent iets van zichzelf en spontaan weet Hij: ‘Daar moet Ik zijn.’ Het is niet zozeer vanuit zijn Goddelijke alwetendheid, als wel vanuit zijn spontane fijngevoeligheid, dat Hij gedreven wordt.
Hij blijft staan en kijkt omhoog – wat is er door Zacheüs heengegaan, toen Jezus hem persoonlijk aankeek? – en Hij zegt: “Zacheüs, kom vlug omlaag, vandaag moet Ik in jouw huis overnachten.” Weer datzelfde ‘moeten’, dat ook vermeld werd toen Jezus destijds door Samaria ‘móest gaan’ om de Samaritaanse vrouw te ontmoeten. Wat voor innerlijke drang is dat bij Jezus, waardoor Hij zichzelf bij Zacheüs uitnodigt om bij hem zijn intrek te nemen?
Het zal daar een hele consternatie gegeven hebben: vooreerst bij Zacheüs, die de dag van zijn leven heeft, niet alleen vanwege de eer die hem te beurt valt, maar nog meer vanwege de hartelijke persoonlijke belangstelling, die hij voor het eerst ontvangt waardoor hij helemaal ontdooit. Consternatie, ook bij zijn vrouw en huisgenoten, als hij daar, na even de straat te zijn opgegaan, weer binnenkomt met een hele stoet bij zich, en nog wel met wie!
Maar op straat is de stemming omgeslagen bij deze onverwachte ‘inval’ van Jezus. “Hoe krijgt Hij het in zijn hoofd, om juist bij zo’n tollenaar naar binnen te gaan en er zelfs zijn intrek te nemen!” De andere bedevaartgangers zullen zich wel een beter plekje opgezocht hebben.
Nee, niet alleen met armen is Jezus bewogen, maar ook met iemand als deze man, die stinkend rijk is – en waardoor? Jezus houdt er geen geijkte normen en gedragsregels op na en het laat Hem ook koud, of de mensen afkeurend op Hem reageren. Hij handelt niet vanuit Zijn gevoel, maar vanuit Zijn hart en Hij ziet bij iedere mens alleen het hart aan.
Intussen is bij Zacheüs thuis alles in beweging gezet om voor de vermoeide reizigers een maaltijd aan te richten. In Jezus’ leven moet steeds geïmproviseerd worden. Zo is Jezus zelf en ook moet ieder die met Hem te maken krijgt, daar rekening mee houden. Daarom hebben zoveel mensen van de gevestigde orde het moeilijk met Hem. Ten slotte kan de maaltijd beginnen.
En dan staat Zacheüs op en wenkt met de hand om stilte. Hij richt zich niet tot alle gasten, maar tot Jezus die naast hem zit. Zijn gemoed is vol, hij kan het haast niet bevatten wat hem hier overkomt. Dit gebaar van Jezus heeft in één ogenblik zijn hele leven op de kop gezet en hem in het diepst van zijn leven geraakt. Spontaan komt het eruit: “Heer, nu moet me iets van mijn hart. De helft van mijn bezit geef ik weg aan de armen, en wat ik heb afgeperst, ga ik viervoudig vergoeden.”
Zacheüs is hierbij gaan staan, schrijft Lukas. Hij heeft het Jezus niet zacht in het oor gefluisterd, maar openlijk en hardop spreekt hij het uit, zodat hij niet meer terug kan.
Er zal wel een ademloze stilte gevallen zijn in het overvolle vertrek. Stomme verbazing bij de huisgenoten en bekenden die hem zo heel anders kenden. Maar ook bij de kring van Jezus’ leerlingen, die hun Meester nog onlangs hadden horen verzuchten, dat het voor een rijke haast onmogelijk was in Gods koninkrijk binnen te gaan. “Maar”, had Hij er aan toegevoegd, “wat bij de mensen onmogelijk is, dat is bij God wel mogelijk.” Hier zien Zijn leerlingen dat onmogelijke gebeuren en nog wel bij wie? Niet bij een deugdzame, rechtschapen Jood, maar bij iemand die mensen afzette en zelfs met de heidense bezetters heulde en daarom nog nauwelijks een Jood genoemd kon worden.
Wat heeft voor Jezus zelf dit gebaar betekend! Zonder eigen bedenkingen had Hij de innerlijke impuls van zijn Vader gevolgd, om, tegen ieders verwachtingen in, hier binnen te gaan. Wat moet dit antwoord Hem onnoemelijk verrast hebben. Onmiddellijk reageert Hij er dan ook op tot het hele gezelschap: “Vandaag is aan deze familie het Messiaanse heil ten deel gevallen, want ook deze man is een zoon van Abraham.” Niet gewoon: “Hij is ook een Jood die er nog bij mag horen”, maar: “een ware zoon van Gods uitverkoren volk”. Deze rehabilitatie zal voor Zacheüs meer betekend hebben dan voor een lintje op Koninginnedag.
Stralend verduidelijkt Jezus voor alle aanwezigen nog eens zijn eigenlijke opdracht: “Kijk, hier ben Ik nu voor gekomen. Om te zoeken wat verloren is en om dat binnen Gods koninkrijk te brengen.” Weer valt het op, dat Jezus met geen woord rept over vergeving van zijn zondige verleden. Daar gaat Hij aan voorbij. Maar met een blijde boodschap was Hij zijn openbaar leven begonnen en met een blijde boodschap sluit Hij het hier af.”