Carl Gustav Jung
de heidense profeet van de new age beweging
Inleiding
Carl Gustav Jung (1875-1964) werd wel ‘de heidense profeet’ genoemd en had grote invloed op de New Age-beweging. Hij is de bekende psychiater in een opmerkelijke geslachtslijn. Opa Jung was bekend als rector van de universiteit van Bazel en grootmeester van de Zwitserse vrijmetselarij. Het gerucht deed de ronde dat de gerespecteerde professor een buitenechtelijk kind zou zijn van Goethe. Net als zijn vader en acht van zijn ooms had hij dominee moeten worden. Maar eenmaal volwassen beschouwde hij het christendom als een decadente, onderdrukkende leer. De kerstening van Europa was in zijn ogen één grote ramp. De heidense wereld daarentegen fascineerde hem mateloos.
Zijn leven
Jung maakte van zijn leven op den duur één groot psychisch experiment en stierf vervreemd van zichzelf: “Ik kan geen laatste oordeel vormen….. Allen zijn helder, alleen ik ben troebel (naar: Lao Tse). Dat is precies zoals ik me voel op mijn oude dag. Vroeger was ik vervreemd van de wereld. Nu is die vervreemding verplaatst naar mijn innerlijk en is mij een onverwachte onbekendheid met mezelf geopenbaard.” De vraag naar het goed en kwaad speelt gedurende heel zijn hele leven. Het seksueel misbruik in zijn jeugd ligt daar mede aan ten grondslag. Op latere leeftijd schrijft hij ‘Antwoord op Job’. Het kwade maakt volgens hem deel uit van God. Volgens Jung is Jezus niet gestorven voor onze zonden, maar vanwege de schanddaden van zijn Vader: welke liefdevolle almachtige vader zou zijn zoon immers aan het kruis laten uitroepen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt u me verlaten”. God is bezig met zijn eigen zaakjes. Hij wil een weddenschap winnen en de inzet van deze weddenschap is de mens!
Carl Gustav groeide eenzelvig op en had een problematische jeugd. Die periode stond bol van heftige discussies met zijn langdurig depressieve vader, hij zat vol vragen waarop hij slechts dogmatische antwoorden kreeg. De theologische verhandelingen in de bibliotheek van zijn vader boden hem keer op keer dezelfde oppervlakkige dogmatische stellingen. Bij het lezen van de Faust van Goethe ontmoette hij pas een demon die hij de moeite waard vond om serieus te nemen.
Zijn carrière
Zijn interesse voor psychologie werd gewekt door de spiritistische seances die hij hield met zijn mediamieke nichtje Helène Preiswerk. Zij werd het voornaamste onderzoeksobject voor zijn dissertatie ‘Zur Psychologie und Pathologie sogenannter okkulter Phänomene’. De scepsis die hij had bij de theologie verflauwde aanmerkelijk in het licht van paranormale verschijnselen. Later bleek dat zijn nichtje haar gaven gesimuleerd had. De waarde van zijn dissertatie laat zich dus raden.
In aanloop naar zijn carrière fungeerde Freud een tijdlang als zijn geestelijke vader. Zijn onderzoek naar het collectieve onbewuste voerde hem weg van Freuds psychoanalyse, wat tot een onherstelbare breuk leidde. Dat had een traumatische uitwerking op Jung. Hij werd depressief en stortte in. Er volgde een periode van 7 jaar waarin waanzin en introspectie in elkaar overvloeiden. Het werd een gedwongen zelfanalyse met heftige visioenen, dromen en fantasieën.
Hij moest ‘de geest van de diepte’ gehoorzamen
Om spanningen te ontladen deed hij yoga-oefeningen, maar hij sliep ook met een geladen wapen naast zijn bed en zei dat hij er een einde aan zou maken wanneer het hem teveel zou worden. Jung presenteert zijn ervaringen als ‘een gedwongen wetenschappelijk experiment’: hij moest ‘de geest van de diepte’ gehoorzamen. Hij was geregeld bang om voorgoed gek te worden, maar vertrouwde op zijn enorme psychische uithoudingsvermogen. Op 12 december 1913 zat hij aan zijn schrijftafel en besloot zich ‘te laten vallen’ en liet zo alle controle over zichzelf los: “Het was alsof de vloer letterlijk wegviel. De ene storm volgde op de andere. Dat ik overleefde was een kwestie van brute kracht. Anderen zijn erdoor vernietigd”.
En liet alle controle los ……
Mythologische en Bijbelse figuren schoten hem te hulp in zijn verwarring. Hij had ontmoetingen met Elia en Salomé en met een derde figuur (Philemon) die als een gnostisch getinte innerlijke gids fungeerde en dingen zei die niet uit Jungs eigen bewustzijn afkomstig waren. Hij stelde dat er in de psyche autonome ‘bronnen’ waren die los stonden van de persoonlijke ervaring en de mens van dienst konden zijn of hem de afgrond in konden slepen en ook, dat wie God wil vinden op zoek moet gaan in zijn onderbewuste en nog verder afdalen naar het collectief onderbewuste, waar ook de ervaringen en ideeën van iedereen sinds eeuwen her liggen opgeslagen.
In zijn herstelperiode ontwierp hij een typologie van de mens op basis van de psyche en deed onderzoek naar alchemisten. Hun chemisch-materiële gerichtheid was volgens hem een dekmantel om zich over te geven aan filosofische- en religieuze bespiegelingen. De inzet was geestelijke transformatie. Dat dit moest gebeuren was volgens hem te wijten aan de repressieve christelijke moraal. Jung zegt over de alchemie: “Het bewuste is het element van het individueel afzonderlijke. Het onbewuste is het element van het kosmisch verbondene”. Hierbij gebruikt Jung het oude gnostische gedachtengoed. Later zien we hem ook met de ‘I Tjing’ aan de slag gaan.
Het Joodse gevaar
In 1933 verklaart Jung openlijk zijn liefde aan het regiem van Adolf Hitler. Hij verheerlijkt grote leiders en waarschuwt voor het Joodse gevaar: “Joden zijn fysiek zwakker dan Europeanen, zodat ze moeten loeren op ‘kieren’ in de bewapening van hun tegenstander. Joden zijn het sterkst wanneer anderen het zwakst zijn. … Joden en ariërs hebben niet hetzelfde onderbewuste, want Joden zijn niet opgegroeid op eigen grond. Daardoor hebben ze de neiging afgesneden te raken van hun instinctieve bronnen”. Het ‘arische onderbewuste’ heeft volgens hem een ‘hoger potentieel dan het Joodse’.
Jungs antisemitisme is hardnekkig. Nog in 1951 noemt hij gierigheid ‘het noodlot van de Joden’. Jungs vrijage met het nazisme heeft zijn reputatie nooit echte schade berokkend. Na de oorlog groeit zijn roem gestaag, onder andere dankzij de beroemde inleiding bij het Tibetaanse dodenboek en zijn biografische Erinnerungen, Träume, Gedanken opgetekend door Aniela Jaffé, zijn assistente tijdens zijn laatste jaren.
Esoterie en New Age
Jung wordt beschouwd als een van de belangrijkste denkers van de New Age-beweging; een mengelmoes van heidense en pseudo-Oosterse overtuigingen die aanhangers graag als ‘spiritualiteit’ aanduiden. Hij stelt dat geestelijk inzicht, inclusief het goddelijke, uitsluitend in de mens zelf te vinden is. Hij vroeg in 1930 al aandacht voor de rijke esoterische traditie van het Westen en was geen voorstander van implanteren van Oosterse spiritualiteit: “Wat hebben wij aan de wijsheid van de Oepanisjaden (oude Oosterse religieuze geschriften) en wat aan de inzichten van de Chinese yoga, als wij onze eigen basis als een dwaling achter ons laten?”.
Biograaf Ronald Hayman schrijft dat Jung ‘de succesvolste heidense profeet sinds tweeduizend jaar’ is. Stefan van Wersch, auteur van De gnostisch occulte vloedgolf (1990) omschreef het leven en werk van Jung met woorden als: depressief, occult, quasidiepzinnig en pseudowetenschappelijk. En dat alles verpakt in een pathologische afkeer van een theïstische God. Psychiater Jerry Satinover verwijt Jung de vervanging van het christendom door initiatieriten en de christelijke moraal door een ‘brutaal moreel relativisme’.
Persoonlijk getuigenis
Zestig jaar na Jung beleefde ik zelf een soortgelijke angstaanjagende val in een zwart gat. Dat gebeurde tijdens de beoefening van de mij valselijk aangeprezen Transcendente Meditatie (TM). Jarenlang ondervond ik daar de ernstige gevolgen van.
Vanuit Bijbelse optiek en het geestelijk onderscheidingsvermogen dat ik nu als christen bezit, ben ik van mening dat Jung indertijd in een demonische projectie belandde (vergelijk: Mattheus 4:8-10). Het collectieve onderbewustzijn van Jung is satans’ imitatie van het Koninkrijk van God. Het is de afgrond van het beest en zijn valse profeet zoals beschreven in het Bijbelboek Openbaring. Het is een magazijn vol demonen en een plek van interessant lijkend gewauwel, dat het verlangen voedt van de eigenmachtige mens om geen genoegen te nemen met de door God geopenbaarde waarheid. De waarheid is, dat je God van Zijn troon stoot en zelf in de afgrond belandt, de oude leugen uit het paradijs! En wanneer men tot u zegt: Vraagt de geesten van doden en de waarzeggende geesten, die daar piepen en mompelen – zal een volk niet zijn God vragen? Zal men voor de levenden de doden (vragen)? Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad. Dan trekt men rond, gedrukt en hongerig, en wanneer men hongert, zal men in woede uitbarsten, en zijn koning en zijn God vervloeken, en men zal de blik omhoog richten en men zal naar de aarde schouwen, en zie, benauwdheid en duisternis, beangstigende donkerheid, en in duisternis is men verstoten (Jes.8:19-22).
Tegenover deze angst door misleiding, dwaling en verstoting staat de onvoorwaardelijke liefde en geborgenheid van de volmaakte God en Vader Jahweh. Gered en gereinigd door de kruisgang en opstanding uit de dood van zijn zoon Jezus Christus, mogen wij in witte klederen uitzien naar een ontmoeting met Hem.
Conclusie
Carl Gustav Jung maakte van zijn leven een psychisch experiment. Hij stierf, vervreemd van zichzelf en van de wereld. Zijn leven kenmerkt zich door het afzetten tegen de waarheid van de Bijbel en op zijn oude dag verklaart hij niet meer helder te kunnen denken. Het zoeken in het onbewuste heeft hem onder de invloed gebracht van duistere machten. Dit verklaart zijn Jodenhaat, want wie Gods volk haat, haat God zelf. De Bijbel zegt van de nakomelingen van Abraham: Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken (Gen. 12:3). Je laadt dus de vloek van God op je!
© 2011 Stichting Sense
Verklarende woordenlijst:
Collectief onderbewuste: een arsenaal ideeën en ervaringen dat door de mensheid in de loop der tijd is opgebouwd. Iedereen kan daarin doordringen door zijn fantasieën en dromen te bestuderen. In de diepste diepten kunnen we dan in contact komen met het goddelijke.
Archetypen: krachten in het collectief onderbewuste die zich manifesteren in dromen, in de vorm van indrukwekkende beelden. Zo zijn er de Vader, de Moeder, de Tovenaar, de Nar, de nachtelijke Zeereis. Jungiaanse therapeuten vragen hun cliënten of ze dergelijke beelden zien en stellen aan de hand daarvan vast hoe het met hun geestelijke ontwikkeling staat. Buiten deze therapeutische sferen wordt het woord archetype tegenwoordig gebruikt voor ieder betekenisvol begrip of symbool.