Rubriek | Voortijd, toekomst en eindtijd |
Titel | Antieke Zeekaarten: getuigen van een hoge beschaving? |
Lezing door | W.J. Sebök bij stichting Sense |
Plaats, datum | Amersfoort, 10 november 2018 |
Korte inhoud | Jeno Sebök heeft 20 jaar over de wereldzeeën gevaren en kreeg interesse voor antieke zeekaarten. Die blijken verrassend accuraat, ver voor de uitvinding van het kompas en de Mercatorprojectie. En er zijn nog meer mysteries, zoals de piramides. Sebök zoekt naar verklaringen hiervoor vanuit oude, hoogontwikkelde beschavingen en onderzoekt ook wat de Bijbel hierover zegt. Hij trekt er ook lessen voor onze huidige beschaving uit. |
Trefwoorden | Zeekaarten, piramides, apocriefe boeken, voortijd, hoge beschavingen, Babel, Alexander de Grote, Babylon, één taal, Jenö Sebök |
Bronnen | Erich von Däniken: ‘Waren de goden kosmonauten?’; Hapgood: ‘Maps of the ancient Sea Kings’; Jasher: ‘Boek des Oprechten’; Bijbel |
Inleiding
Jenö Sebök is een Nederlander met Hongaarse vader. Als kind was hij al geïnteresseerd in geografie en tekende landkaarten in een schetsboek. Omdat hij wat van de wereld wilde zien, werd hij zeeman en heeft hij van zijn 16e tot zijn 36e jaar over de zeeën gevaren. Daar heeft hij een interesse voor antieke zeekaarten opgevat. Het blijkt dat zeekaarten uit de dertiende eeuw na christus al een ongekende accuratesse kenden, met een kennisniveau dat door de wetenschap niet kan worden verklaard. Als Bijbelgetrouw Christen was Jenö geïnteresseerd in creationisme versus evolutietheorie. Omdat hij in de waarheid van de Bijbel geloofde, had hij een gezonde argwaan wat betreft de gangbare wetenschap. Vanuit de wijsbegeerte en wetenschapsfilosofie begreep hij waarom wetenschappers vastzitten aan hun paradigma, en dat de grootste ontdekkingen werden gedaan door mensen die ‘out of the box’ konden denken. In deze lezing geeft hij een overzicht van oude vondsten van Charles Hapgood en trekt hij conclusies in het licht van de Bijbel en trekt hij deze door naar een mogelijke toekomst.
‘Bovennatuurlijke’ nauwkeurigheid?
In de jaren ’60 verscheen het boek van Erich von Däniken: ‘Waren de goden kosmonauten?’ Hoewel ik het lang niet met al zijn conclusies eens was, opende Von Däniken wel mijn ogen voor de blinde vlekken van de wetenschap. Von Däniken gaf voorbeelden van archeologische vondsten waar de wetenschap geen raad mee wist en gaf daar alternatieve verklaringen voor. Ze waren volgens de auteur bewijzen van een hoge prehistorische beschaving die op aarde gebracht was door wezens van een andere planeet, vandaar de titel van zijn boek.
Von Däniken besteedde veel aandacht aan de (halve) wereldkaart van Piri Reis. Piri Reis was een Turkse admiraal uit de 16e eeuw. De Turken beheersten toen een groot deel van het Midden-Oosten, Noord-Afrika en de Europese Balkan – het Ottomaanse rijk. De hoofdstad was Istanbul, dat ze een eeuw eerder op de Grieken veroverd hadden. In 1929 werd in het Topkapi-museum deze wereldkaart ontdekt. Zo te zien moet de oostelijke helft van die kaart er zijn afgescheurd (tot op heden is die andere helft niet gevonden):
De kaart is in 1513 gemaakt. Het bijzondere van deze kaart is dat Amerika er op afgebeeld is. Vooral Midden- en Zuid-Amerika, ook de westkust. Amerika was in 1492 door Columbus ontdekt, d.w.z. hij heeft toen alleen een aantal eilanden in het Caraïbische gebied ontdekt en in kaart gebracht. Daarna hebben de Spanjaarden de kusten veel beter in kaart gebracht, maar naar onze huidige maatstaven, erg onnauwkeurig. Dat kon ook niet anders, want om een positie goed te bepalen heb je niet alleen een sextant nodig, maar ook een nauwkeurige tijdmeter. En die is pas in de 18e eeuw uitgevonden. Met een sextant kun je de hoek meten tussen de zon en de kim, en daarmee kun je de geografische breedte bepalen. Maar om de geografische lengte te bepalen – op welke ooster- of westerlengte je zit – heb je een zeer nauwkeurige klok nodig, en die is pas in de 18e eeuw uitgevonden. Voordien werkte men met zandlopers.
Eerder hadden de Portugezen de westkust van Afrika al in kaart gebracht. De Portugezen hadden ook al reizen naar Oost-Azië gemaakt en die landen in kaart gebracht, maar die kaarten werden geheim gehouden om concurrentie te voorkomen. ‘Onze’ Jan Huygen van Linschoten heeft in 1596 aangemonsterd op zo’n Portugees schip en heel nauwkeurige aantekeningen gemaakt van de reis en de landen van Oost-Indië, zijn ‘Itinerario’. Naar aanleiding daarvan werd de VOC opgericht. Nu blijkt dat de kaart van Piri Reis, Zuid-Amerika beter in kaart brengt dan de Spaanse kaarten van die tijd. En dat terwijl de Turken helemaal niet op Zuid-Amerika voeren! Piri Reis zegt in de kantlijn van zijn kaart dat hij z’n informatie heeft van Columbus. Maar dat kan helemaal niet. Voor Von Däniken allemaal bewijs dat deze kaart gebaseerd is op ruimtefoto’s van kosmonauten uit de prehistorie. Von Däniken gaat technisch niet diep op die kaart in, maar hij zegt dat hij zijn informatie heeft gehaald uit een boek getiteld ‘Maps of the ancient Sea Kings’ van de Amerikaan Hapgood. Daaruit blijkt dat oude zee- en landkaarten ‘verdacht’ modern en nauwkeurig zijn. Het blijken kopieën te zijn van nog veel oudere antieke kaarten.
Kaartprojecties in het algemeen
De aarde is een bol. Wanneer je een deel van de bol wilt overbrengen op een plat vlak, krijg je automatisch vervormingen. De vertekeningen worden groter naarmate het deel van de aarde dat wordt afgebeeld groter wordt. Men spreekt van projectie, omdat het daar in theorie op neerkomt, maar in werkelijkheid zijn het meetkundige constructies, vanuit de boldriehoeksmeting. De wiskundige kennis om projecties te construeren bestaat eigenlijk pas sinds de renaissance.
In 1569 heeft de Antwerpse cartograaf Gerard Kremer een projectie uitgevonden die nu algemeen gebruikt wordt: de Mercatorprojectie. De vertekening zit hem hier in de schaal. Hoe verder van de evenaar, des te groter wordt de schaal. Op een wereldkaart lijkt Groenland dan ook net zo groot als Zuid-Amerika. Maar alle richtingen (koersen) blijven correct. Hierdoor werd deze projectie zo populair in de scheepvaart. Voor een goede projectie is het nodig de lengte van de omtrek van de aarde precies te weten. Voor de tijd van de renaissance wist men die niet.
Ptolemeus was een cartograaf uit Alexandrië, die in de tweede eeuw de wereld in kaart heeft gebracht. Hij wist wel dat de aarde een bol was, maar kende de omvang niet. Daardoor vertoont zijn wereldkaart enorme afwijkingen. Sinds Ptolemeus moesten de zeelui op de Middellande Zee en de Zwarte Zee en ook op de Noordzee en de Oostzee hun positie bepalen met behulp van dit soort onnauwkeurige kaarten.
Portolaankaarten
In het midden van de 13e eeuw dook ineens de eerste ‘Portolaankaart’ op. Dat was een eeuw voordat het scheepskompas algemeen in gebruik was genomen. Deze kaart beschreef het gebied van de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de kusten van West-Europa. Deze kaart van ca. 1 bij 1,75 meter was op perkament getekend en was voor het zuidelijke gedeelte ontzettend nauwkeurig. Maar noordelijk, ongeveer vanaf de monding van de Schelde, was die kaart heel onnauwkeurig. Voor dat gedeelte was die kaart absoluut ongeschikt om te navigeren. En dat terwijl de Oostzee in die tijd druk bevaren werd. Hoe kan dat? Deze kaart is de volgende eeuwen vele malen gekopieerd, zonder dat er belangrijke wijzigingen op zijn aangebracht. Pas aan het eind van de 15e begin 16e eeuw begon men op andere kaarten te navigeren. Die kaarten waren veel slechter. Waarom gaf men de voorkeur aan die slechtere kaarten?
De Amerikaan Charles Hapgood heeft er in begin jaren 1960 veel onderzoek naar gedaan en later de Nederlander Roel Nicolai. Hij is er in 2014 op gepromoveerd. Laten we wat opvallende aspecten bekijken:
- De Middellandse Zee: opvallend is dat de kapen en baaien extra groot (te groot) zijn afgebeeld, doordat ze telkens met de hand gekopieerd zijn;
- De Egeïsche Zee: er zijn meer eilanden afgebeeld dan er werkelijk zijn, was de zeespiegel misschien veel lager?
- Antarctica: Hapgood ontdekte dat er meer kaarten bestonden die volgens de methode van de portolaan geconstrueerd waren. Zelfs vond hij oude kaarten van Antarctica die gemaakt waren in de 16e eeuw, terwijl Antarctica pas veel later ontdekt werd en pas in de 19e eeuw min of meer nauwkeurig in kaart gebracht werd. Deze oude kaarten bleken behoorlijk nauwkeurig te zijn:
Zij gaven de kustlijn verrassend goed weer, zoals die nu onder honderden meters ijs ligt. Er zijn ook rivieren op te zien die in zee uitmondden. Hapgood heeft de kaart gereconstrueerd en verplaatst, zodat de zuidpool overeenkomt met de echte pool. Daarna heeft hij van een aantal landmerken de positie bepaald, en ontdekt dat die verbazend nauwkeurig waren, met een afwijking van 0°, wat de breedte betreft tot hooguit 10° wat de lengte betreft. (Dat lijkt misschien veel, maar in mijlen gerekend is dat niet veel op deze hoge breedte.) Er is ook een kaart die Antarctica verdeelt in twee grote eilanden (Buache, 18e eeuw). Seismisch onderzoek in de 20e eeuw heeft aangetoond dat dat klopt;
- Noord-Europa en het Noordpoolgebied: op het Noordelijke deel van de portolaankaart van Andrea Benincasa uit 1508 lijkt het wel of de Oostzee gefantaseerd is. Het klopt helemaal niet. In 1508 werd de Oostzee druk bevaren door de schepen van de Hanze. Maar als die schepen deze kaart gebruikt hadden dan waren ze nooit in de thuishaven teruggekomen. De cartograaf kon redelijk goede eigentijdse gegevens raadplegen voor zijn kaart, maar blijkbaar vertrouwde hij meer op zijn antieke bronnen. Zelfs de kaart van Ptolemeus uit de 2e eeuw gaf de Oostzee beter weer. Het lijkt erop dat voor de bekende portolanen twee bronkaarten gebruikt zijn. Een zeer nauwkeurige voor het zuidelijke gedeelte en een onnauwkeurige voor het noordelijke deel. En deze kaarten waren niet goed aan elkaar geplakt. Volgens Hapgood gaat het hier helemaal niet om de Oostzee, maar om een ijskap, een relict van de ijstijd. Sinds de laatste ijstijd is de kustlijn van de Oostzee vele malen drastisch veranderd, door enerzijds stijging van de zeespiegel en anderzijds stijging van de landmassa omdat het ijs er niet meer op drukte. In Göteborg ligt midden in de stad een enorme berg schelpen, die daar ooit door de zee moet zijn aangespoeld;
- Groenland: aangemoedigd door de bevindingen zocht Hapgood verder naar kaarten van het noorden. Hij ontdekte de kaart van Zeno uit 1380, deze kaart geeft Groenland heel aardig weer, met bergen en rivieren. In de tijd dat de Noormannen op Groenland gingen wonen was het klimaat veel milder, maar Groenland was zeker niet ijsvrij. Hapgood heeft uitgezocht uit welke deelkaarten deze kaart was samengesteld en wat voor projecties er oorspronkelijk waren gebruikt. Het blijkt dat er twee kaarten zijn samengevoegd die elk verschillend georiënteerd waren. Hij heeft die kaart opnieuw gereconstrueerd en vervolgens de fouten opgemeten. Het blijkt dat ook deze kaart uit 1380 verbazend nauwkeurig is.
Kortom: rond 1250 komt de eerste portolaankaart uit, die zeer nauwkeurig blijkt volgens de Mercatorprojectie. Pas in 1350 wordt het kompas uitgevonden en in 1569 wordt de Mercatorprojectie uitgevonden. Hoe kunnen we dit alles verklaren?
Verklaringen
Von Däniken verklaart deze fenomenen doordat vroege zeekaarten zijn nagetekend van foto’s die kosmonauten in de prehistorie vanuit de ruimte gemaakt hebben. Dat zou volgens hem ook de vertekeningen verklaren. De kaart van Piri Reis maakt echter duidelijk dat er sprake is van samenstellingen van meerdere deelkaarten met een afwijkende oriëntatie en een verschillende schaal. De nauwkeurigheid van de portolaankaarten wijst erop dat de oorspronkelijke makers een zeer goede geografische kennis hadden en bovendien verstand van hogere wiskunde.
Betekent dit dat er een zeer hoge beschaving op aarde was vóór de bekende antieke beschavingen? Het lijkt erop dat we de bronkaarten moeten dateren in een periode kort na de ijstijd, toen het ijs zich al behoorlijk had teruggetrokken, maar nog niet helemaal. In Scandinavië en op de Alpen was nog een flinke ijskap. Er zijn veel bewijzen voor een hoge beschaving kort na de ijstijd, maar die passen niet in het evolutionistisch paradigma. De antieke zeekaarten zijn voor mij een duidelijk bewijs, maar er zijn meer bewijzen:
- De mythen van de volkeren: In alle volksverhalen van de wereld is sprake van een zondvloed, van reuzen en van draken. Ook de Bijbel noemt reuzen (in Genesis, Numeri en Samuel) en draken (Job, Psalmen);
- Het apocriefe boek Henoch: in dit boek worden reuzen en zonen ‘Gods engelen (‘wachters’)’ genoemd die de mensen een hoge beschaving leerden. Henoch noemt sommigen van die zonen Gods bij naam, bijvoorbeeld Azazel, die ook in de Bijbel genoemd wordt. Azazel zou de mensen allerlei technieken en wetenschap hebben geleerd, en ook veel slechte dingen, waardoor de aarde vol van geweld raakte en God de zondvloed stuurde om de verbasterde mensheid uit te roeien: ”Zie dan wat Azazel heeft gedaan, hoe hij op aarde alle ongerechtigheid heeft geleerd en de eeuwige geheimen heeft geopenbaard die in de hemel werden gemaakt” (1Henoch9:6);
- Het apocriefe Boek van de Oprechte: vertelt dat de zondvloed kwam omdat de mensen zich hadden bezondigd aan genetische manipulatie. De mensheid was verbasterd doordat de zonen Gods kinderen hadden verwekt bij aardse vrouwen;
- De piramide van Gizeh: deze zou rond 2.500 voor Christus gebouwd zijn, maar volgens oude Egyptische geschriften die door Herodotus worden aangehaald, is de piramide 10.000 jaar voor Christus gebouwd toen de goden (‘mannen van naam’) heersten op aarde. Het is een monument waarin de bouwers op allerlei open en verborgen manieren blijk gaven van een zeer hoge beschaving en grote astronomische en geologische kennis:
- De piramide staat op het geografisch zwaartepunt van landmassa’s van de aarde. Als je de aarde daaraan zou optillen blijven alle landmassa’s bij wijze van spreken in evenwicht;
- De omtrek van de piramide gedeeld door de hoogte is precies gelijk aan de omtrek van een cirkel gedeeld door de straal, oftewel het getal pi. Er zijn veel meer wiskundige feiten verwerkt in de afmetingen van de piramide, maar ook veel astronomische;
- De omtrek aan de basis is 36524 Pi (‘piramide inch’), deel dit getal door 100 en je vindt het aantal dagen per jaar;
- De afmetingen van het grondvlak geven met astronomische nauwkeurig-heid de lengte van het tropisch zonnejaar, de lengte van het sterrenjaar, de lengte van het anomalistische jaar, de gemiddelde afstand van de aarde tot de zon, de praktische grenzen van de excentriciteit van de aardbaan, de jaarlijkse verplaatsing van het herfstpunt, de jaarlijkse verplaatsing van het perihelium, de waarde van de precessiecyclus, de afmetingen van de aarde, de afplatting van de aarde voor elke breedte, de hoek van de helling van de aardas, het bedrag van de zwaartekracht voor elke breedte van de aarde en de lichtsnelheid in de lucht en in het luchtledige;
- Er zijn gepolijste granieten stenen gevonden met diepe zaagsneden terwijl de ijzertijd pas rond 1200 voor Christus begon.
- De megalieten van Bretagne: hoe zijn die uitgehouwen, gepolijst en op hun plaats gekregen? De grootste is de in 4 stukken gebroken menhir van Locmariaquer in Bretagne. Gewicht 280 ton en oorspronkelijk 20 meter hoog. Het graniet kwam uit een 12 km. verderop gelegen groeve en moest ook een rivier doorkruisen. Hoe hebben zij hem vervoerd en daarna zo goed gepolijst? Geleerden schatten hem op minstens 6.500 jaar oud;
- Arwad: een eilandje voor de kust van Syrië, bij Tartoes. Het is een kale rots die geheel is volgebouwd. De antieke bevolking waren Feniciërs (die worden in de Bijbel genoemd). Het hele eiland was omgeven door een verdedigingsmuur van tien meter hoog die bestond uit gehouwen rotsblokken van 6 bij 2 meter. De meeste blokken schijnen nu in zee te liggen aan de voet van het eiland, maar er staan er nog veel op hun plaats. Hoe heeft men die blokken op het eiland gekregen en zo hoog opgestapeld?
Een hoge beschaving in de voortijd
De verklaring lijkt te komen uit de summiere en raadselachtige Bijbelwoorden uit Genesis 6:4: “ In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij de dochters van de mensen waren gekomen en die kinderen voor hen baarden; dit zijn de geweldenaars van oude tijden af, mannen van naam.” De beschaving die in de zondvloed ten onder was gegaan moet een hele hoge geweest zijn. Alleen al het feit dat Noach in staat was een schip te bouwen dat een jaar lang de golven kon trotseren met zoveel dieren en mensen en de nodige proviand aan boord is hier al een bewijs voor. Het apocriefe boek Henoch bevestigt dat de mensheid vóór de zondvloed een zeer hoge technische kennis had, door tussenkomst van ‘godenzonen’ – gevallen engelen die superieure kennis aan de mensen openbaarden. Die kennis leidde tot enorm veel bloedvergieten.
Door haar verwording heeft God deze ‘hoge’ beschaving door de zondvloed verloren laten gaan, maar niet helemaal, zo lijkt het omdat Genesis 6:4 ook de zinsnede ‘en ook daarna’ heeft opgenomen: “In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, etc..”.
Toen de Israëlieten het land Kanaän veroverden moesten zij tegen de Enakieten vechten, dat waren reuzen. David heeft eeuwen later Goliath, ook een reus, verslagen en in die tijd waren er meer reuzen onder de Filistijnen. Zij maakten overigens wel een ‘zielige’ indruk, ze werden gebruikt door de Filistijnen. Alsof ze toen al op het punt van uitsterven stonden. Een mogelijke verklaring voor het na de zondvloed alsnog volledig uitsterven van de reuzen is dat de aarde bij de zondvloed is getroffen door een enorme meteoriet die vooral uit ijs bestond, een zogenaamde ‘vuile sneeuwbal’. Mogelijk was er in die tijd ook nog een ring om de aarde, zoals bij Saturnus. Zo’n ring bestaat grotendeels uit ijs. Dit kan (mede) de zondvloed veroorzaakt hebben. Hierdoor is de massa van de aarde toegenomen, waardoor de grote landdieren te zwaar werden. Hierdoor zijn de draken, dinosauriërs en andere reuzen uitgestorven, zelfs als ze de zondvloed in de ark hebben overleefd.
Babel
We lezen in Genesis 6:7 dat deze hele beschaving inclusief de verbasterde mensheid werd vernietigd in de zondvloed. Volgens het boek Henoch was deze beschaving geïnspireerd door gevallen engelen: “Vernieuw de aarde die de engelen te gronde hebben gericht en kondig aan dat de aarde vernieuwd zal worden, want ik zal de aarde vernieuwen, zodat niet alle zonen der mensen zullen ondergaan door het geheim van alles wat de wachters [gevallen engelen] openbaarden en aan hun zonen leerden. De aarde is geheel te gronde gericht door de leer van de werken van Azazel, en op zijn naam moeten alle zonden worden geschreven. En de Heer zei tegen Gabriël: ‘Treed op tegen de bastaarden en de verworpelingen en tegen de zonen van de ontuchtigen en verdelg de zonen van de ontuchtigen en de zonen van de wachters onder de mensen. En stuur ze uit, stuur ze tegen elkaar, en laat ze zichzelf verdelgen in de strijd, want hun dagen op aarde zijn geteld.’” (1Henoch10:7-9).
Het lijkt erop dat de hoogontwikkelde kennis van voor de zondvloed niet (geheel) verloren is gegaan, zodat de nieuwe beschaving na de zondvloed een vliegende start kon maken. Hun hoofdstad werd Babel. Wij associëren Babel altijd met de spraakverwarring. Maar je kunt Babel ook associëren met de opstand van de mens tegen God: “Zie, zij vormen één volk en hebben allen één taal. Dit is het begin van wat zij gaan doen, en nu zal niets van wat zij zich voornemen te doen, voor hen onmogelijk zijn” (Gen 11:6). Deze ‘geest van Babel’ heerste al vóór de zondvloed. De mensheid had een technische en wetenschappelijke hoogte bereikt waardoor alles wat zij zich voornamen ook mogelijk zou worden.
De mensheid wilde één zijn en blijven. Eén van taal, één van cultuur, één van streven, maar tegenover God. Terwijl het Gods wil was dat de mensheid zich over de aardbodem zou verspreiden, waarna zich vanzelf volkeren met eigen talen en culturen zouden ontwikkelen. Dit menselijke eenheidsstreven, gepropageerd door Nimrod, heeft God op onverwachte wijze verijdeld. Hij verwarde hun talen, leert de Bijbel: “Terwijl de torenbouw in Babel in volle gang was, werd deze ineens verstoord door God: ‘Dit is één volk en ze spreken allemaal een en dezelfde taal’, dacht de Heer, ‘en wat ze nu doen is nog maar het begin. Alles wat ze verder nog van plan zijn, ligt nu binnen hun bereik’.” (Gen. 11:6).
Verscheidenheid is Gods signatuur, Gods stempel op de schepping. De rijkdom van de schepping toont zich in een enorme verscheidenheid. De verscheidenheid in de natuur, maar ook in volkeren, rassen, talen en culturen is door God gewild. Dat lijken wij vergeten te zijn. Babel wilde dat juist niet. Te beginnen bij Babel is er altijd een streven geweest om een eind te maken aan de verscheidenheid en om tot een wereldregering te komen. Dat streven wordt gesymboliseerd door Babel. Nimrod was de eerste, daarna kregen we Nebukadnezar, Alexander de Grote, Rome, en nu Amerika met het hoofdkantoor van de Verenigde Naties in New York.
De kampioen van de één-wereldideologie was onbetwist Alexander de Grote. Deze Griekse wereldveroveraar heeft eveneens Babel (Babylon) tot zijn residentie gehad. Hij is er in 323 voor Christus gestorven. Alexander de Grote was ervan overtuigd dat de goden hem voorbestemd hadden om de wereld te veroveren en om de volkeren samen te smelten tot een eenheid. Hij was diep doordrongen van een goddelijke roeping. En zeer waarschijnlijk had hij ook bovennatuurlijke hulp op zijn veroveringstochten. In zeer korte tijd heeft hij een groot aantal rijken veroverd en zijn hellenistische wereldrijk uitgebreid van Griekenland tot aan de Indus, waarbij een groot deel van Noord-Afrika met Egypte, Klein-Azië, Syrië, Perzië en het huidige Pakistan en Afghanistan onder zijn heerschappij kwam. Overal waar hij kwam, raadpleegde hij de plaatselijke orakels om instructies te verkrijgen voor het vervolg van zijn veldtocht. Alexander ging duidelijk volgens een plan te werk. Hij had zelfs een ideologie ontwikkeld; het hellenisme. Dat was een uiterst syncretische filosofie of godsdienst. Het bood plaats aan alle goden in zijn rijk. Er werd gezocht naar overeenkomsten tussen de verschillende goden die dan vervolgens werden gelijkgesteld.
Alexander de Grote bevorderde niet alleen de samensmelting van religies, maar zeer bewust ook de samensmelting van volkeren. Daartoe werd een (enigszins vereenvoudigde) vorm van het Grieks – het koine-Grieks – in zijn hele rijk gepropageerd. Dat was dé taal van het hellenisme. Deze taal werd in korte tijd de cultuur- en handelstaal van het hele Griekse rijk en heeft zich als zodanig vele eeuwen weten te handhaven. Het Nieuwe Testament en de Septuagint zijn erin geschreven. Overal waar hij kwam, stichtte hij steden, wel zeventig garnizoensplaatsen die tevens centra waren van waaruit de hellenistische cultuur verbreid werd. Veel van deze plaatsen noemde hij naar zichzelf. Het Alexandrië in Egypte is de bekendste stad van die naam geworden. Dit was hét centrum van de hellenistische beschaving, met o.a. de wereldberoemde bibliotheek. Maar in andere landen stichtte hij ook steden onder die naam. Die naam werd verbasterd tot Iskanderiya (Irak) of Iskan (Afghanistan) of Iskenderun (Turkije) of Iskander (Oezbekistan). En niet alle door Alexander gestichte steden werden naar hem genoemd.
Veel afgezwaaide soldaten bleven in deze steden wonen, waar zij uiteraard trouwden met vrouwen uit het land. Hun kinderen spraken dus Grieks. Gemengde huwelijken werden door Alexander sterk bevorderd, hij organiseerde massale trouwpartijen. Hij vulde zijn leger aan met soldaten die in de diverse landen aangeworven werden, die in het leger dus een snelle inburgering ondergingen. Na een paar jaar zwaaiden die in een andere stad weer af, waar zij trouwden met een plaatselijk meisje met wie zij ook alleen maar Grieks spraken. Zij wilden ook niet anders, want Grieks was de taal die hun status verschafte.
Na de onverwachte dood van Alexander werd zijn wereldrijk verdeeld onder zijn vier generaals. Je zou verwachten dat hiermee een einde gekomen was aan de hellenisering van zijn rijk, want al met al had zijn zegetocht niet meer dan elf (!) jaar geduurd. En het grootste deel van zijn rijk had veel minder dan elf jaar de hellenistische invloed ondergaan, eenvoudig omdat hij niet alles tegelijk had veroverd.
Alexanders opvolgers waren vier generaals die meer bezig waren met vechten en het verwerven van macht dan dat zij zich ophielden met filosofie en religie. Toch hebben zij het werk van Alexander voortgezet. De ‘vergrieksing’ van het Midden-Oosten ging onverminderd door. Dit is op zich al een bewijs dat deze ideologie niet zomaar een hersenspinsel van een groot veroveraar was, maar dat er een bovennatuurlijke macht achter zat, de geest van het hellenisme, die niets anders is dan de geest van Babel.
Onze tijd: in de herhaling?
De geschiedenis van het Hellenisme is vooral zo interessant omdat we in onze tijd precies hetzelfde zien gebeuren. De globalisering van nu is op wereldschaal wat de hellenisering van toen was. De Joden onder de Makkabeeën hebben hardnekkig weerstand geboden aan de vergrieksing. Zij kwamen in opstand en hebben zelfs kans gezien om zich te bevrijden van de Helleense heersers.
Vooral onder de Syrische koning Antiochus Epifanes was de verdrukking van de Joden die vast wilden houden aan hun eigen cultuur en godsdienst, enorm. Zozeer dat deze Antiochus Epifanes in de profetieën van Daniël model heeft gestaan voor de Antichrist van de eindtijd. Hij was de voorvervulling van Daniëls profetieën over de antichrist. We zouden er daarom goed aan doen de Joodse geschiedenis uit de tijd van de Makkabeeën zorgvuldig te bestuderen. Er kunnen belangrijke lessen uit getrokken worden voor onze tijd, een tijd waarin de voorwaarden voor de vervulling van Daniëls profetieën voor de eindtijd zich beginnen te manifesteren.
Het streven is vandaag de dag weer net zo als onder Nimrod of Alexander de Grote. Ook nu zijn de wetenschap en de techniek zo ver gevorderd, dat je kunt zeggen dat binnenkort ‘niets van wat we denken te doen onmogelijk zal zijn’. De kunstmatige intelligentie neemt een hoge vlucht en de gevolgen ervan zijn niet te overzien. Ook de gevolgen van genetische manipulatie zijn niet te overzien. Volgens het ‘Boek van de Oprechte’ (Jasher) was dat een reden voor de zondvloed: “En hun richters en heersers kwamen tot de dochters der mensen en namen naar willekeur de vrouwen af van hun mannen, terwijl de mensenkinderen van het vee namen, van de beesten van het veld en de vogelen des hemels. En zij leerden de vermenging van dieren, van de ene soort met de andere, om hiermee de Heer te krenken. En God zag dat de hele aarde verdorven was, want alle vlees had zijn weg verdorven op de aarde, alle mensen en alle dieren” (Jasher 4:18).
Onze huidige beschaving vertoont veel trekken van die van het Bijbelse Babel. Ook nu streven we naar een wereld met één taal (het Engels), één cultuur (de Amerikaanse, met Coca-cola en McDonalds) één regering en één God (de mammon/economie), het globalisme genaamd. Het verontrustende is dat veel christenen er van harte en uit overtuiging aan meedoen. Natuurlijk moeten we streven naar eenheid onder alle christenen van de wereld, maar dan wel naar eenheid in verscheidenheid. Dat is heel iets anders dan een centraal bestuurde wereld, met één taal, één cultuur, één munt en één religie.
Ook nu kun je zeggen: ”Als dit zo doorgaat zal niets voor hen onmogelijk zijn”. De grote vraag is: Wanneer en hoe gaat God deze keer ingrijpen? De hele Babelcultuur is begonnen in Genesis en zal eindigen in Openbaring. Daar wordt beeldend het einde van Babel beschreven, alleen heet het hier (op z’n Grieks) Babylon. In Openbaring wordt de komende ondergang van Babylon beschreven: “De koningen op aarde, die ontucht met haar hebben gepleegd en in weelde hebben geleefd, zullen om haar jammeren en treuren als ze de rook boven haar zien opstijgen. Ze blijven op een afstand, ontzet door de straf die zij krijgt, en zeggen: ‘Wee! Wee Babylon, grote, sterke stad! In één uur tijd is je vonnis voltrokken’!” (Opb.18:9,10).
Op 10 september 2001 hield ik voor Open Doors een overdenking over dit Bijbelgedeelte. Ik vroeg me af waar dit Babylon zou liggen. Saddam Hoessein was hard bezig om een Babylon te herbouwen, maar dat Babylon lag ver van zee. Nee, het moet een grote havenplaats zijn want Openbaring zegt: “Alle stuurlui, iedereen die op Babylon vaart, het scheepsvolk en alle anderen die op zee werken, bleven op een afstand en riepen toen ze de rook boven haar zagen opstijgen: “Welke stad is er aan die grote stad gelijk?” (Opb.18:17, 18). Is het Rome dan? Rome is vaak Babylon genoemd, maar het is ook geen havenplaats.
Blijft over: New York.
New York is een wereldstad en het economisch hart van de wereld. Het hoofdkantoor van de Verenigde Naties staat er. In feite is de hele wereld nu al economisch afhankelijk van Wall Street, en alle internationale handel vindt plaats in dollars. “New York, een stad om in de gaten te houden”, zei ik toen. De volgende morgen stormde Johan Companjen m’n kamer binnen. Hij was toen directeur van Open Doors. “Je hebt geprofeteerd!” riep hij. Wat bleek: in een andere kamer zaten collega’s naar de tv te kijken waarop te zien was hoe een vliegtuig de World Trade-torens ramde. Was hiermee Openbaring 18 vervuld? Ik denk het niet, het was slechts een voorvervulling. Profetieën die voor de eindtijd bestemd zijn krijgen vaak een voorvervulling. Zes jaar later kregen we nog zo’n voorvervulling met de bankencrisis.
Dit alles betekent voor mij dat ik heel de globalisering en het streven naar een wereldregering met één taal, één cultuur en één god, met argwaan bezie. Ik zie het als een bevestiging dat de Bijbel niet alleen de waarheid spreekt over het verleden, maar ook over de toekomst. We spoeden ons naar een tijd waarin ‘niets van wat ze denken te doen voor hen onmogelijk zal zijn’. Ook dan zal God weer ingrijpen: “Toen tilde een sterke engel een steen zo groot als een molensteen op en smeet die in zee met de woorden: ‘Zo zal ook Babylon, die grote stad, worden weggeslingerd; ze zal voorgoed verdwijnen’.” (Opb.18:21). “Hierna hoorde ik in de hemel een geweldige stem als van een grote menigte zeggen: ‘Halleluja! De redding, de eer en de macht zijn van onze God, want zijn vonnis is betrouwbaar en rechtvaardig. Hij heeft immers de grote hoer, die door haar ontucht de wereld in het verderf heeft gestort, veroordeeld en het bloed van zijn dienaren op haar gewroken. Opnieuw zeiden ze: ‘Halleluja! Haar rook stijgt op tot in eeuwigheid’.” (Opb.19:1). Moet dat ons verontrusten? Nee, want dan denk ik aan de woorden van Jezus: “Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, kijk dan omhoog en hef uw hoofd op, omdat uw verlossing nabij is.”